De Fulmar Inn: Het open riool 3

Nog diezelfde avond…

‘Waaaat?’ Bassie.

‘Echt niet!’ Maartje.

‘Toe even.’ Gerrit.

‘Weet je dat zeker?’ Sjoerd.

‘Tsss.’ Berend.

‘Poe. Poe. poe. Poeperdepoe.’ Jonneke, die van de wc kwam en daar een flink snuif coke naar binnen had gewerkt.

‘Sodemenakkes.’ Gerrit nog een keer.

Koos knikte bij elke uitroep.

Het bleef minutenlang. De koelkast sloeg aan.

‘Doe ons eens een borrel. Op mijn rekening.’

Gerrit was niet degene die vaak een rondje gaf, maar dit was een uitzonderingssituatie die om drastische maatregelen vroeg.

Koos schonk voor iedereen zijn favoriete drankje in. Bij elke glas dat hij inschonk morste hij een druppel of wat. Hij was dan wel ondernemer maar niet omdat hij er voor koos. Hij werd uitbater omdat zijn vader het deed. Een expert in inschenken was hij nooit geworden

‘Zo zit het dus,’ zei Koos. ‘Misschien moet de kroeg dicht en dat enkel en alleen omdat een uithangbord is gevonden dat ouders is dan men had verwacht en gedacht.’

Maartje liet het er niet bij zitten.

‘Maar nu is me nog steeds niet duidelijk waar de naam vandaan komt.’

‘Ja Koos, waarom staat er op het bord In de Stormvogel? En waarom heet de kroeg dan Fulmar Inn?’

Koos zweeg. Hij wist het antwoord half.

‘Daarvoor moet je terug naar het riool.’

Buiten gromden graafmachines. Inmiddels was men aan het begin van de straat begonnen met graven van een sleuf in de weg die achter de kroeg langs liep. De klinkers lagen als heggen langs de oude straat tussen kerk en kroeg. Achter de kroeg was de weg al open gegooid, maar aan graven was men nog niet toegekomen.

‘Iedereen kent het verhaal van oma?’

Iedereen knikte.

‘En dat er een vloek ligt op het openen van de muur onder de bogen?’

Niet iedereen knikte, maar Koos keek niet naar zijn stamgasten.

‘De stadsarcheoloog is jaren geleden langs gekomen om te vragen naar de bogen in de kelder. Hij hield een heel verhaal over de herkomst van de naam van de kroeg.’

‘Ik heb iets op de regionale zender gezien.’

‘Stil nou even Maartje.’

Koos nam een slok van zijn water.

‘D’r was iets op televisie was. Die archeoloog…’

‘Is dat niet mijn overbuurman Dolf Spitter? Die…’

‘Laat hem nou eens uitpraten.’

‘Dolf, die is het, die vroeg van alles over de stadswallen. Ik wist het toen nog niet, maar die bogen zijn helemaal niet van 1789.’

Jonneke, nooit helemaal relaxed en nu helemaal niet, snoof wat restanten coke haar neusgaten in.

‘Dus? Dus? Dus? Dus?’

Berend, normaal geen groot fan van de psychologe, knikte met haar mee.

‘Het gaat om de stadswallen. De kroeg is natuurlijk ouder dan 1789, maar de kelder achter de kloostermoppen is nieuw gegraven. Dat staat zo in de stukken van het gemeente-archief. Maar wat ik heb gehoord van mijn vader, en van mijn grootvader, is dat niet zo. En wat ik niet wil, is dat die bogen open moeten. Ook al komt daarmee de waarheid aan het licht.’

Die muren tussen de bogen wegbreken is vragen om problemen. Koos wist inmiddels waarom Peter dat had gezegd toen hij maanden geleden de kroeg uitliep. Het ging niet alleen om die hand oma. Peter, die maar zelden nog in de kroeg voorbij kwam, wist dat de de bouwkundige tekeningen niet officieel goed gekeurd waren. Na de tweede wereldoorlog is de kroeg in allerijl weer opgebouwd met allerlei stenen die na de bombardementen van eerst de Duitsers en toen de geallieerden overal voor het oprapen lagen.

‘En dan nu die naam.’

Sjoerd wilde elke naadje van elke kous weten. Sjoerd gaf ook graag naadjes door.

‘Wat ik weet, Koos, en ik heb wat boeken van onze lokale geschiedenis hierover gelezen. Een van der eerste kroegen heette In de vreemd Eend. Het was meer een herberg voor handelaren in gevogelte dan voor reizigers. Die herberg bestond vermoedelijk al in 15e eeuw, maar allerlei ziektes hielden de eigenaren er bijna mee op. Tot in november 1605 een Engelsman naar de kroeg kwam en vroeg hoe de kroeg heette. De meesten wisten toen niet meer hoe de kroeg heette. De kroeg veranderde sneller van naam dan de Paus van onderbroek.’

Alleen Berend kon er om lachen. Berend, vader van zeven kinderen. Allemaal zonen.

‘Die Engelsman, een tekenaar en een van de mensen die na het buskruitverraad niet is opgepakt, hoorde de ‘Vul maer in’, en hij maakte het eerste uithangbord met een Stormvogel, vandaar de Fulmar Inn.’

‘En dat bord is dus gevonden bij de eerste opgravingen, een paar weken geleden.’

Ondertussen zat Bassie op de laptop van Maartje te zoeken.

‘Eigenlijk is het raar dat onze stamkroeg niet op Wikipedia is te vinden. Want moet je dit eens lezen! Vond ik afgelopen weekend.’

Iedereen kwam bij Bassie staan. Samen lazen het verhaal van Hotel de Zwaan in Deurne. Toen iedereen klaar was, zei Koos:

‘Dat lijkt wel het verhaal van de Fulmar Inn.’

Maartje keek Bassie schuin aan.

‘Ik heb het vermoeden dat jij die website op Wikipedia hebt gemaakt.’

Bassie haalde zijn schouders op.

‘Die gaat over Deurne. Nog ooit geweest, en geen plannen om reis daarheen te maken. Veel te ver weg. Ergens in Brabant.’

Maartje stak haar tong uit. Ze moesten niet aan heur Brabant komme.

‘Lijkt me eerder iets voor jou. Jouw familie komt toch uit die buurt, Maartje? Maar als jij nou eens achtergrondinformatie gaat zoeken. Doe je ook eens wat nuttigs.’

Stilzwijgend ging die avond ten einde. Niemand ging laat naar huis.

© Rick Ruhland 2018

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.