Maandelijks archief: december 2014

Over reclames, verhuizen en kinderen

Ik ben naast schrijver, bassist, wetenschapper en docent ook nog eens acteur. Ik speelde voorheen op bühne, bij theatergezelschappen. Tegenwoordig alleen als ik tijd heb, en alleen nog voor de camera. Ik heb het niet over de wereld van speelfilms, maar over die van commercials (en ook internet- en bedrijfsfilms). Die wereld is een vrij kleine wereld van acteurs. Op menige casting kom je steeds weer min of meer dezelfde koppen tegen. Zeker als je edelfiguratie doet (een rol die iets meer in zich heeft dan de rol van een figurant die op de achtergrond rondloopt) of voor hoofdrollen auditeert, ken je menige andere acteur die ook auditie doet. Niet zo gek: als acteur krijg je vaak dezelfde soort rollen aangeboden. In mijn geval: arts, adviseur, manager, vader.

In mijn vrienden- en kenniskring lopen meerdere acteurs rond. Het kan dus zijn dat iemand van hen een hoofdrol heeft in een commercial. Aangezien ik diegene ken, is het niet onwaarschijnlijk dat mijn niet-acteer-vrienden die commercialcollega ook kent. Niks raars aan.

Weet mijn zoon weet iets van mijn acteursbestaan? Ik denk het niet. Voor mij is camera-acteren werk. Leuk werk, dat dan weer wel. Maar ik praat daar verder niet zoveel over. Bovendien sta ik al een tijdje stil qua rollen door andere werkzaamheden.

Onze spruit is zich bewust van reclame. Dat het niet echt is, dat het op televisie is. Maar wat gebeurt er deze week? Op tv is een reclame van een bedrijf dat keukens verkoopt. Daarin acteert een vriend, die hier thuis komt of waar wij op bezoek gaan. Onze kinderen zijn vriendjes van elkaar. Dat vriendje is de afgelopen weken met zijn vader en moeder naar een nieuwe woning verhuist. Mijn zoon is nog niet in dat nieuwe huis geweest.

Gisteren was er dus die reclame over keukens. Mijn zoon herkent de vader van zijn vriendje. Ik vraag nog voor de zekerheid: “Hee, ken je die meneer?” Ja, zegt zoonlief, dat is de vader van [piep].

Hij kijkt verder naar de commercial.

En dan klinkt het even later opgewonden edoch bedachtzaam: “Dat is in hun nieuwe huis.”

Mooi. Je hebt gelijk, zoon. Ze zijn verhuisd. Dat is hun nieuwe huis. Dat de papa van [piep] in een reclame speelt, komt niet in hem op. De papa kent hij. En hij weet niet dat die papa ook een rol speelt. De schijn van een reclame houdt niet stand als de werkelijke wereld van een jong kind die van een televisiereclame ontmoet.

© Rick Ruhland 2014

Neusvleugelverrekking 2

Sodesnotverdriedubbeleneushaar nog eens aan toe. Dat deed goed pijn. Van sommige pijnen en verdrieten heb je pas enig benul als je er zelf mee te maken hebt. Een gekneusde rib? Klinkt als iets voor kneusjes, maar dat is bezijden de waarheid.

Zo ook met neusvleugelverrekking. Ik had er nog nooit van gehoord. Maar er zijn verschillende manieren waarop je zo’n verrekking kunt oplopen. Volgens de medische encyclopedie zijn dit meest voorkomende oorzaken:

a. Te hard niesen;

b. Met te veel druk je neus snuiten;

c. Te krachtig coke snuiven;

d. Te diep de Vicks inhaler in het neusgat geduwd;

e. Een andere vinger dan je pink gebruiken om een snotje bij je neusbeen los te pulken; of erger: een te grote pen gebruiken;

f. Vingerhaak* door vriend of vijand

En allemachies, zo’n verrekking doet niet alleen pijn, het duurt ook een maand voordat je weer krachtig door je neus kunt ademen. En medisch gezien is er geen behandeling. Je kunt een pijnstiller nemen, of een zalf met pijnstillende werking. Maar een verband of een gipskorset is zinloos: het werkt niet en je stikt. Nee, de verrekking moet vanzelf overgaan.

Maar wees dus gewaarschuwd. Nies zacht, snuit rustig, snuif beheerst, wees voorzichtig met de inhaler, en in vredesnaam gebruik je pink. En vingerhaak? Niet doen.

* Vingerhaak is wanneer iemand een vinger in je neusgat drukt en dan hard trekt, met een kromme vinger (vandaar: vingerhaak). In sommige vriendschappen een teken van affectie, tussen sommige rivaliserende bendes de ultieme vernedering.

© Rick Ruhland 2014

Weihnachtszeit

Es riecht hier im Haus weihnachtlich. Plätzchen stehen jetzt im Ofen. Der Tannenbaum ist schön und duftet. Sämtliche Geschenke müssen noch eingepackt werden, aber das bekommen wir noch hin. Die Weihnachtsteller stehen schon auf dem Tisch; die müssen nur gefüllt werden. Und zum Abendessen gibt’s Bohneneintopf. Ich glaube wir sind fast so weit. Fürs Christkind. Oder den Weihnachtsman.

Wie auch immer, Frohe Weichnachten. Denn Schnee oder Eis wird’s dieses Jahr nicht geben.

© Rick Ruhland 2014

De geur die je niet mag delen

Ik zit in de openbare bibliotheek. Tegenover mij zit een vriend. Vriend is groot woord. We kennen elkaar. Van vriendschap kan pas sprake zijn als je iemands gewoonten kent, en desondanks met hem om blijft gaan. En dan heb ik niet over de leuke gewoonten zoals minzaam lachen om een slechte grap die je vertelt en waar je zelf ook meer van verwachtte. Nee, ik doel op gewoonten als het lostrekken van te lange wenkbrauwharen en die op tafel leggen, naast het koffiekopje. Ik denk aan mensen die niet een zakdoek pakken, maar die hun snot met lange halen naar binnen snuiven en als je pech hebt, al gorgelend naar hun keel brengen en dat dan doorslikken. Een autofaag met fastfoodtrek.

En vriendschap is pas mogelijk, zo werkt het bij mij, als gewoonten je niet tegen de borst stuiten, niet ingaan tegen je eigen uitgangspunten van het leven. Dat zit in veel dingen. Hoe iemand praat, wat iemand zegt, hoe hij zich kleedt, in hoeverre iemand mij niet beperkt. Deze man, Frottert, is eigenlijk altijd goed gekleed, maar hij wast zijn kleren niet vaak. Vlekken zie je niet. Dat is best raar, want er hangt altijd een waas van geuren om hem heen. Eten (kool en uien vandaag), aftershave (vaak Paco Rabanne homme), zweet (nooit echt oud en verschraald), een stukje stoofvlees achter een kies in een licht-ontbindende staat. Al met al een mengsel dat je doet afvragen of het niet gewoon een nieuwe deo is.

Hij zit op de stoel tegenover mij en ik luister al een minuut of 10 niet meer. Ik word afgeleid. Hij schuift met zijn billen over de stoel. Hij praat alsmaar door, en trekt ondertussen zijn blouse met Hawaii-print uit zijn broek, en veegt zijn haar achter zijn oren.

Dan reikt hij met zijn hand naar zijn rug om te krabben. Dat denk ik althans. Maar nee, hij grijpt dieper, en wringt zijn hand ver in de broek, terwijl hij zijn heupen iets naar voren duwt. Hij wrijft even, kijkt dan met een kleine glimlach en slaapkamerogen mij aan.

Als zijn wrijfhand weer boven tafel is, wijst hij naar een vlekje op mijn overhemd en zegt dat de boord vies is. Zijn wijsvinger komt vervaarlijk dicht mijn gezicht. En dan ruik ik een geur die niet voor mij is. Die je nooit van een ander wilt ruiken. De geur aan een vinger die de bilnaad heeft schoongeveegd.

Ik open mijn mond en adem niet meer door de neus. Ik kijk ter afleiding naar het vlekje op de boord. Het is geen vlekje, het hoort bij het design van het overhemd.

Dan zegt hij dat even moet plassen. Hij staat op en sukkelt naar de wc.

Ik laat de boeken die ik wil lenen op tafel achter en ren het gebouw uit.

© Rick Ruhland 2014

Kanuari

Vanaf volgend jaar is eens in de maand dit blog gewijd aan een nieuwe dinsdag. Definitiedinsdag. Elke zoveelste dinsdag van de maand (welke dinsdag dat wordt, dat blijft een verrassing, dat is nog niet gedefinieerd) staat in het teken van nieuwerwetse woorden, van neologismen, van verhapselingen.

Om een idee te geven wat die dinsdag inhoudt, hier een voorbeeld:

Kanuarie

Een klein, meestal geelgevlekt vogeltje dat in de winter, meteen na de maand januari, op zoek is naar mensen die Arie kennen, maar dat het niet zo ‘nou’ neemt met de heersende grammatica- en spellingvoorschriften.

© Rick Ruhland 2014

Gordijn

Advies geven is niet waar ik mijn grootste plezier en kracht ligt. Maar op het gebied van taal doe ik dat toch, en zonder gêne en moeite. Zo’n talig advies, of beter voorstel om eens iets te doen wat goed voor je is, is om af en toe eens over de herkomst van een woord na te denken. Niet over moeilijke, onalledaagse woorden, maar juist over woorden van gebruiksvoorwerpen die je elke dag gebruikt. Je zult dan merken dat je snapt hoe woorden samenhangen, en dat veel woorden, vooral in het dagelijkse leven zoals het huishouden, een lange geschiedenis hebben. Niet alleen woorden in één en dezelfde taal, maar ook woorden in verschillende talen. Geen woord staat alleen.

Neem nou gordijn. Dat hangt toch wel in menig huis. Maar waar komt dat woord vandaan? Is het een nieuw woord, of juist oud? Lijkt het op andere woorden of woorden in andere talen? Wat betekent het eigenlijk?

Etymologisch heeft het woord gordijn een oude geschiedenis. Gordijn komt van een Oudfrans woord courtine, dat weer teruggrijpt op een laat-Latijns woord cortina. Sterker nog, in het Middelnederlands (de taal die tussen 1000 en 1600 van onze jaartelling werd gesproken in de Lage Landen) werd gordijn nog geschreven als cortine, zoals in De Rijmbijbel van Jacob van Maerlant, een boek uit de dertiende eeuw (heb ik deels gelezen tijdens mijn studie Nederlands). Betekenis van die woorden is eigenlijk steeds voorhang, of omheinde tuin.

Als je een beetje je talen spreekt, of je je toch minstens een beetje interesseert voor andere talen, dan zie je dat er een relatie is met andere zogenoemde Germaanse talen (talen die met name in het noordwesten van Europa worden gesproken). Zo heb je in het Duits Gardine, dat nog sterk lijkt op ons woord gordijn. Nog wat voorbeelden? In het Noors / Zweeds / Deens: gardin. Ook het Engelse curtain heeft eenzelfde basis (hoewel dat door de spelling van het Engels niet 1 2 3 te zien is). Dichter bij gordijn is het Engelse garden, omheinde tuin, en zelfs court (dat een korte verse van courtine is) heeft een oorsprong in het Laatlatijnse cortina. Zelfs de woorden gaarde en hortus hebben eenzelfde voorgeschiedenis.

Ik gooi er nog een terzijdeweetje tegenaan: in het frans betekent courtine (hier komt een van mijn interessegebieden tevoorschijn: vestingbouw van de laatste 400 jaar) ook nog verbindingswal tussen twee bastions, die bijvoorbeeld bij een vestingstad horen (denk aan Nederlandse steden als Naarden in Nederland)

Wat mij opviel toen ik nadacht over het woord gordijn, is dat er nauwelijks iets grappigs is aan gordijn. Ik bedoel, er valt geen echt grap mee te maken. Misschien, maar echt grappig is het niet, weet iemand niet het verschil tussen gormijn en gordijn. En ook spreekwoorden en gezegden munten niet uit in vrolijkheid. Denk maar aan iemand de gordijnen in jagen (iemand boos maken, lijkt wel wat op het spreekwoord iemand in het harnas of op de kast jagen), het IJzeren Gordijn (in de tweede helft twintigste eeuw de denkbeeldige scheiding in Europa tussen het Kapitalistische westen en het Communistische oosten), in de gordijnen klimmen (boos worden), schone gordijnen en geen lakens (je mooier voordoen dan je bent). Het meest positief is nog er komen altijd gordijnen voor de ramen (alles komt uiteindelijk wel goed). Eigenlijk is het wel gek, vind ik, dat er ondanks de lange geschiedenis van het woord maar relatief weinig spreekwoorden en gezegden zijn met gordijn.

Oké, nog een leuke benaming uit de zustertaal van het Nederlands, het Zuid-Afrikaans: gordijntjikop. De haardracht van een meisje waarbij het lange haar in een staartje is samengebonden, zoals gordijnen soms worden vastgebonden met een touw.

Ik heb toch weer een hoop geleerd over gordijn. En een dag wat geleerd, is een dag weer de gordijnen geopend (betekenis: na het slapen toch weer opgestaan).

© Rick Ruhland 2014

Naivity play

No, it’s not a typing error. It’s not a spelling mistake. I’m talking about a naivity play.

What it is? It’s when politicians sit together and have a supper, with the main protagonist somewhere in the middle. They all drink to their healths, but there is always one or two who don’t believe in what their doing. There is always a hooker around in case one of them wants to unload their sackful of sperm.

Some of those at the table indulge in the copious amounts of food, for which none of them have paid. They laugh as if they were sardonically deranged. At the corner of the table there is one politician who decided to betray all the others. What he does not know is that all the politicians carry large sums of silver pieces. And they all hold a big knife behind their backs.

There is one young man who can’t really understand what he is doing there at the table, but he is hungry and thirsty and he somehow thinks he has to be there.

And one of them, suffering from a severe mid life crisis, lifts his left hand and points with a finger to the heavens and asks out loud: “We are not to blame for the mess in this world, are we?” Those next to him open their arms wide and put on their demure face of innocence.

And in the corner stands a fat, bold, wrinkly faced man. Stripped of all his clothes. His mouth is covered with ducktape, in the shape of a star. He dared to ask a question about rights and wrongs of their supper.

Happy $-mas. Well, not you bastard politicians and bankers.

© Rick Ruhland 2015

Eindejaarslijstjes

Bent u ook zo druk met het maken van lijstjes van 2014? Ik niet. Anderen wel. De beste film van 2014. Het beste boek van 2014. De ergste televisieseries van. De duurste zorgverzekering. De leukste cruise. Het zieligste beest. De domste overheidsregelingen. De meest voorkomende winterpechvormen. De lelijkste BN’er. De smerigste wc.

Dat is mijn top 10 van 2014. Maar niet heus. Want ik doe er niet aan.

(c) Rick Ruhland 2015