Maandelijks archief: februari 2020

De trailer van de podcast van Lekker Uitgelegd!

Vanaf november maken Dennis Aaij en ik afleveringen van de podcast Lekker Uitgelegd. Dat duurt nog even. Maar nu is er al de trailer van Lekker Uitgelegd. Een podcast universalis voor de homo uinversalis. Kijk eens op onze site voor wat en hoe en wanneer.

Leun achterover en luister:

 

© Rick Ruhland 2020

Proefschrift van de week

Titel: Moleculaire analyse van het zand in het glas van de ramen van het kasteel van Augurkie met behulp van semi-integrale kleurspectrografie. Auteur: Romain Barber.

Samenvatting: De titel was een weggever voor de kwaliteit van dit proefschrift – kwaliteit in de betekenis van ‘de maat der dingen’. Ik had namelijk steeds de vraag voor in mijn hoofd: wat staat daar nou? Wat heeft dit proefschrift nou als onderzoeksonderwerp? Dat gevoel begon bij de titel en hield niet op tijdens het lezen van de vele hoofdstukken van dit onderzoeksverslag.

Ik snap alle woorden, hoewel ik slecht ingevoerd ben in de spectrografie. Daar had Barber nog wel iets meer uitleg over kunnen geven. Wat wel een tikkel vreemd is dat het onderzoek alleen gedaan is naar de ramen / het glas van een kasteel in een regio die verder helemaal onbekend is om zijn ramen en glas. Waarom is dat kasteel bijzonder en zijn er nog meer kastelen daar of elders die het interessant maken om zo’n analyse van het glas te doen? Los daarvan vraag ik me af in hoeverre spectrografie iets kan zeggen over de moleculen, of dat de spectrografie bijdraagt aan een moleculaire analyse.

Uitkomst is eigenlijk nauwelijks interessant. Ja, het glas is gemaakt van zand (…) uit de buurt. Ja, de moleculen gedragen zich semi-integraal. Ja, de spectrograaf heeft de kleuren kunnen uitsplitsen en daarmee is het zand op moleculair niveau uitgesplitst. En dan?

Eindoordeel: Mijn grootste bezwaar zit in het idee dat je het glas, en de analyse daarvan, van een of ander kasteel, in een of andere regio, kunt gebruiken om iets te zeggen over het zand (feitelijk onjuist) at gebruikt is om het glas te maken. Als exercitie op het wetenschappelijke vlak kan ik goed uit de voeten met de onderdelen van het onderzoek, maar als geheel, en de combinatie van de verschillende onderdelen, is de aanpak van Barber een geheel van delen die nergens een som wordt.

© Rick Ruhland 2020

Wandelen langs de Stelling 13: Van Fort Abcoude naar Fort Uitermeer

De langste wandeling van mijn tocht langs de Stelling. Het was ook de wandeling met de minste bebouwing (Abcoude en Nigtevecht waren de enige twee momenten dat het landschap door huizen aan het zicht werd onttrokken). En de enige wandeling die eindigde met een blaar.

Abcoude is niet een groot dorp. Het is een dorp met een kerk, en daarom heen liggen wat huizen en het Fort bij Abcoude.

In oostelijke richting het dorp uitlopend ben je, eenmaal over het spoor Amsterdam-Utrecht, meteen tussen de weilanden. De route naar het volgende fort, Nigtevecht, kun je aan beide zijden van de Gein naar Nigtevecht lopen. Omdat ik nog om zou keren, om terug naar Abcoude te lopen, besloot ik aan de zuidkant van de Gein naar Nigtevecht te lopen.

Onderweg kom je de linielijn tegen. Aan die linielijn liggen ook een aantal batterijen. Deze batterijen aan het Gein zijn min of meer het begin-/eindpunt van de Liniedijk die oostwaarts Fort bij Nigtevecht eindigt/begint. De dijk loopt door de polder Baambrugge Oostzijds. De Liniedijk:

De batterijen zijn een overblijfsel van een oudere verdedigingslinie, namelijk de Posten van Krayenhoff. De linie van Krayenhoff werd begin 19e eeuw aangelegd als verdedigingslinie tegen de Pruisen. Later werden deze posten opgenomen in de Stelling van Amsterdam.

Van de Gein loopt de Velterslaan in zuidoostelijke richting naar Nigtevecht. Het fort bij Nigtevecht is zo gepositioneerd dat het de Vecht en het kanaal verdedigt.

Om de weg te vervolgen langs de Stelling, stak ik het kanaal over en wandelde van Nigtevecht langs de Vecht naar Hinderdam. Fort Hinderdam is een bijzonder fort. Het ligt op een eiland in de Vecht, en was ook bedoeld als onderdeel van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie. Overigens zijn er militairen geweest die het fort een ‘historische fout’ hebben genoemd.
Van deze website:

“Het fort deed hem denken aan een “tijdelijke wachtpost tot bewaking van een tent [sluis] en een eeuw nadat die tent was verdwenen, nog steeds werd bezet, zonder dat iemand wist waartoe zij diende”.

Op de wiki-pagina van dit fort staat een luchtfoto van het fort. Hier zijn wat snapshots van mijn wandeling, zowel van het fort als de omgeving langs de Vecht.

Het laatste deel van de wandeling langs de Vecht naar Fort Uitermeer heb ik op de brug over de Vecht geëindigd, wetende dat mijn laatste wandeling langs de Stelling in Uitermeer zou beginnen.

De weg terug naar Abcoude was niet dezelfde als de weg heen naar Uitermeer. Ik wandelde noordwaarts naar Weesp (dat was het minste interessante deel van de wandeling, langs de N236), en na Weesp (namelijk bij Driemond) sloeg ik linksaf naar Abcoude. De laatste 6,5 km van de wandeling was mooi. De Gein is een kleine rivier, en daarmee is het verkeer op de dijken ook niet druk. Geen forten meer, alleen nog maar natuur.

Dit is een lange wandeling, maar zeer de moeite waard. Recommended!

© Rick Ruhland 2020

WoW: broekdrukkunst

Teksten en afbeeldingen op met name jeans. Meestal beperkt tot een merknaam of een tekening van een bloem of vlinder. Deze kunstvorm staat in zijn kinderschoenen: hele romans of tijdschriften zijn nog niet verschenen op dit soort kledingstukken.

© Rick Ruhland 2020

Vaar naar een Schots eiland: North & South Uist and Benbecula

De buitenste Hebriden hebben een zo grote aantrekkingskracht dat ik daar blijf terug komen. Ik heb natuurlijk al van begin af, de eerste keer dat ik de veerboot over de Minch tussen Skye en Harris, aan mij afgevraagd wat dat is. Waar zit de magneet van de Hebriden? Ik denk dat er niet slechts één magneet is. Dat begint er al mee dat de Hebriden in Schotland liggen. +1. De Hebriden zijn eilanden. +2. Er komen relatief maar ook absoluut gezien weinig mensen naar de Hebriden. +3. De rust van eilanden is groot, ok al omdat bebouwing en verkeer beperkt is. +4. Er staat altijd wind. +5. Slecht weer komt voor maar waait ook snel weer weg. +6. Het licht is van een klaarheid die je zelden ziet. +7. De afstand tot de drukke werelden van de moderne tijd is groot. +8. Het glooiende landschap. +9. De mensen, zowel zij die er wonen als zij die er komen. +10.

De drang om alles te zien van de Hebriden is groot. Uiteindelijk gaat dat niet lukken, vermoed ik, er zijn in Schotland en in de rest van de wereld zoveel plekken waar ik heen wil reizen. En dan nog:

Zzelfs op de Hebriden zijn er zoveel eilanden, plekken, uitzichten, stranden, heuvels, dat er steeds een plek is waar ik nog niet was. Waar ik naar terug moet. En steeds als ik terug ga, ben ik veranderd. Niet alleen door de tijd daarvoor, maar ook tijdens mijn bezoek daar. Het is als het filosofische idee dat je een rivier nooit twee keer kunt oversteken. Jij bent anders, de rivier is anders, de wereld is anders.

In september 1996 was ik op doorreis naar Lewis. Voor ik naar Lewis ging wilde ik North-Uist en Benbecula zien. Ik nam zoals vijf jaar eerder de boot van Uig op Skye, maar ik kwam dit keer niet aan in Tarbert, maar in Lochmaddy op North Uist.

Schotland 1996 aankomst Lochmaddy

Vanwege het bizarre karakter van die zomer – bizar omdat mijn broer onaangekondigd en uit het niets was overleden – had ik nauwelijks voorbereid. Ik had me niet ingelezen in North Uist en de andere eiland in het midden van de Buitenste Hebriden, om te zien waar ik zoal heen zou lopen en liften. Ik ging: ik had een ticket gekocht naar Edinburgh, trein en bus naar Uig op Skye gesneld en toen…

Toen was ik daar. Lichtelijk hulpeloos. Ik vluchtte voor de pijn, het verdriet. Voor de rouw die nog maar net was ingezet. Ik herinner mij een gevoelige tijd. Als ik met mensen in contact kwam, tijdens die reis, dan was elk woord dat een ander tegen mij sprak van onschatbare waarde.

Lochmaddy (vertaling: ‘meer van de hond’) was destijds een alleraardigst dorpje. Hostel, postkantoor, winkel, VVV, café annex coffeeshop annex museum. Dat najaar, tweede helft september, was zonnig en aangenaam warm. Ik zag op mijn eerste avond daar de jongens van het dorp voetballen, terwijl de meisjes langs de lijn de teams aanmoedigden. Ik denk dat iedere jongen uit het dorp en verder ongelegen boerderijen meedeed. Er was een ster bij, en een kneus. Het leek een beeld uit vergane tijd, maar het was daar en toen.
De eerste dag bezocht ik de steencirkel aan Loch Langass, genaamd Pobull Fhinn. Niet alle stenen stonden nog overeind.

Schotland 1996 steencirkel Pobull Fhinn Maari Uist

Ik hoorde die dag ergens in de verte een pipeband spelen: jubelende klanken ondersteund door messcherpe snares. Die avond rook ik de geur van peat; de dagen waren aangenaam, maar in de nacht werd het al fris. Hoe warm? De midges waren nog volop aanwezig. Ik schreef het verdriet van me af.

 

De dag erna zag ik Barpa Langass, een cairn. Ik heb voor het eerst in een dergelijke cairn, met kleine stenen, gekeken.

De dagen erna ben ik ga wandelen en liften. De mooiste lift was van een Engels stel uit Cambridge die in een zwarte Aston Martin Lagonda. De man achter het stuur droeg een ruiten alpinopet, een witte wollen kabeltrui met bijpassende witte handschoenen van leer. Naast hem zat – ik neem aan – zijn vrouw in een eenzelfde trui. Ze spraken met een stiff-upper-lip. Het interieur van de auto was verfijnd: witte leren autostoelen, notenhouten dashboard. Het gesprek kabbelde voort, maar ze brachten me naar Howmore op South Uist.

Ik kwam daar niet om een reden. Ik wilde onderweg zijn. Ik zag de kapel, de ruime blik over de wateren en afgelegen heuvels van de buitenste Hebriden.

De laatste dagen sloegen de eerste dagen van de winter toe: koud, regen. Ik wandelde rond het dorp, babbelde met iedereen, en je merkt dat men de ruimte heeft om je eigen ding te doen, maar ook dat men elkaar helpt en er voor elkaar is. Wat ook anders was: ik kwam uit een situatie van een begraven broer, en de behoefte om alleen te zijn werd groter. Op de Schotse eilanden, waar niet veel mensen wonen en waar je dus veel alleen kunt zijn, kreeg ik de weinige contacten in de schoot geworpen.

Ik sprak met de lokale politieagent over de moord op een man (waarvan gezegd werd dat diens broer hem gedood had), ik bracht een bezoek aan de post office in Stoneybridge waar een oude vrouw mij vriendelijke groette toen ik uit de regen kwam en die mij koekjes en warme thee met melk en suiker voor zette (zou ze nog leven?). Van haar kocht ik een paar warme, dikke, wollen sokken.

Wat is blijven hangen van North en South Uist en Benbecula zijn de uitzichten, de afgesleten heuvels, de vele meren, de causeways tussen de eilanden (want die eilanden zijn geen losse entiteiten meer), en natuurlijk de mensen. Ik kom dan ook graag steeds weer terug op de Outer Hebrides. Ook als ik het verdriet in mij meedraag. Of misschien juist als ik de verdrietige herinneringen meedraag.

© Rick Ruhland 2020