Het is een zonnige middag als ik met mijn zoon in het park arriveer. Junior rent direct de speeltuin in en ik vind een plekje op een van de banken rond de speeltuin. Ik groet de vrouw die er al zit en samen kijken we naar haar dochter en mijn zoon die met vele andere kinderen zich vermaken op de glijbaan of die met een schepje zandkastelen bouwen.
Ik trek een boek uit mijn tas en lees licht mijmerend een paar zinnen, waarna ik weer opkijk. Het is aangenaam druk. Hier en daar is nog een plek vrij op de banken (er staat een tiental banken rond de zandbak). Ik kijk hoe mijn zoon speelt.
De vrouw naast mij doet hetzelfde als ik. Beetje lezen, beetje op haar kind letten. We zitten rustig maar als haar dochter valt, neemt ze even de tijd om haar kind te troosten. Achter haar langs loopt een ouder echtpaar, een jongere variant van dat echtpaar en een kind. Het kind gaat spelen, drie van de volwassenen gaan breeduit op de bank naast ons zitten, en omdat er zo geen plaats meer is voor de non-charmante jongere man, komt hij mijn kant op. Hij kijkt me niet aan, maar schuift de spullen van de vrouw (die nog steeds haar dochter troost) opzij en gaat cromagnonistisch zitten. Puur ter informatie, om aan te geven dat de vrouw die bij de spullen hoort even weg is, zeg ik:
‘Er zit daar nog wel een vrouw.’
Dat had hij aan de hand van de tas kunnen zien, maar niet iedereen kijkt en ziet.
‘Tja, opgestaan, plaats vergaan.’
Ik kijk hem even aan, vriendelijk, en voeg aan mijn zin toe:
‘Ze is daar, 15 meter verder op, om even haar kind te troosten.’
Nog voor ik die zin uit mijn mond heb en zonder ook maar een moment mij aan te kijken, wauwelt hij:
‘Dat is hetzelfde als al die mensen die ’s ochtends al de handdoek op een stoel bij het zwembad leggen en dan de hele dag niet meer terug komen.’
Zichtbaar tevreden leunt hij achterover. Ik kijk naar het profiel van zijn gezicht en lichaam. Maar hij kijkt stuurs vooruit.
Hij heeft gelijk. Dat is inderdaad precies hetzelfde.
Als de vrouw van haar kind terug komt, gaat ze dicht op hem zitten.
Het duurt niet lang voor de man, een veertiger met een vaalblauw shirt en een middle-of-the-road-bermuda in de vale kleur kaki, opstaat en met zijn gevolg vertrekt. Ik kijk hem meewarig na. De vrouw die nu weer de ruimte op de bank heeft, ziet mij kijken en ik vertel wat er gebeurd is. We glimlachen er om.
Wat leert dit voorval? In Schotland wonen leukere mensen.
En:
De gemiddelde Hollandse Hork gaat dus naar plekken waar mensen handdoeken op ligstoelen leggen.
De gemiddelde Hollandse Hork moet te allen tijd kunnen zeggen dat hij recht heeft op een zitplaats op een bank, en heeft daarbij niets te maken met andere mensen die even hun kind troosten.
De gemiddelde Hollandse Hork draagt vale kleren.
De gemiddelde Hollandse Hork is zo humorrijk en relativerend als een vuilnisbelt. En daar doe ik de vuilnisbelt meer dan te kort.
Hork, vade et amplius iam noli peccare.
© Rick Ruhland 2015