Maandelijks archief: februari 2015

FoodFriday: Kapster

In Nederland is iemand op het idee gekomen om kebab (shoarma, gyros, döner mag ook, wat mij betreft) te mengen met patat, groene sla en gesmolten kaas. Dat stapelgerecht wordt ook wel kapsalon genoemd. Lekker? Smaken verschillen. Maar het was wel een startpunt om mijn eigen stapelrecept te malen. Althans, in de verste verte. Want ik doe iets meer. Het heet Kapster, en is een Hollandse, winterse variant van de Kapsalon.

Ingrediënten

– Rookworst van de slager of Fleischwurst, in pinkdikke plakjes gesneden; als je niet van rookworst houdt, of van Felischwurst: neem een vette salami!

– Blokjes spek;

– Rode ui, in dunne ringen gesneden;

– Zelfgemaakte aardappelpuree: zet pan water op het vuur en kook geschilde aardappelen tot ze uiteenvallen in het kookwater. Reken per persoon 1 aardappel ter grootte van een handsinaasappel voor een klein eter en anderhalf aardappel (handsinasappelgrootte). Stamp fijn met wat volle melk, een klont boter, kleine theelepel noodmuskaatpoeder (liefst vers) en grote theelepel niet al te scherpe kerrie. Eventueel zout (maar let op: in spek en worst onderin en kaas bovenop zit al flink wat zout);

– Gesneden boerenkool, geblancheerd (dus niet helemaal gaar, maar wel bijna);

– Verse gember (dobbelsteen van 1 bij 1 cm), geraspt;

– Knoflook, fijngesneden of geperst;

– Geraspte oude kaas;

– 2 uien, in ringen;

– Bruine suiker (2 eetlepels);

– Theelepel zwarte peper, grofgemalen;

– Rode-wijn-azijn;

– Koekenpan, kookpannen, ovenschaal, stamper, aardappelschilmesje.

 

Hoe te maken

Verwarm oven op 200 graden C.

Bak op middelhoge temperatuur in een koekenpan de in plakken gesneden rookworst of fleischwurst in wat roomboter, samen met het spek en rode ui. Leg in een ovenschaal zodat 3/10 van de schaal vol is.

Schep daarover heen de vooraf gemaakte aardappelpuree met nootmuskaat en kerrie. Ook dit is ook 3/10 van de totale ovenschotel.

Bak de geblancheerde boerenkool kort in gember en knoflook en leg die op de aardappelpuree.

Dek af met uien, die even in bruine suiker, zwarte peper en rode-wijn-azijn zijn gebakken tot de uien zijn gekarameliseerd.

Als laatste laagje de geraspte oude kaas.

Zet ovenschaal 15 minuten in de voorverwarmde oven tot de kaas diarreebruin is.

 

Muziek

Gabberhouse. Iets van Wagner. Iron maiden.

 

Wijn

God, nee. No way. Nee, bier. Of jenever.

© Rick Ruhland 2015

Carnavalshit

Janus, haal die banaan ’s uit je anus

En trek je kop ‘s uit de aars van Rob

Je ogen lopen vol, stop met dat kontgesop,

Drink met ons mee, neem nog een pikketanis.

© Rick Ruhland 2015

PS Soms word ik ziek van al die nette, juiste, intellectuele gedachten van mij en die kliek van slimme mensen. Het is goed om af en toe een smerig stinkende breinscheet te laten. Het lucht op. Ik ben niet echt een fan van de shit van carnaval, want carnaval vier je niet een keer per jaar maar vier je elke dag, maar een beetje onzin zingen met kulteksten, ja, doen.

Ontwikkeling: de 3 R’s en de 3 K’s

In Nederland worden al van oudsher in de opvoeding van de kinderen de 3 R’s gepropageerd. Wie kent ze niet? De R’s van Regelmaat, Rust en Reinheid. Niks mis mee.

Maar ze zijn niet altijd van doorslaggevende betekenis. Ze zijn niet altijd nuttig en levenoverstijgend. Voor menigeen, en als een start, zijn rust, reinheid en regelmaat wel een eerste en zinnige stap.

Maar ik heb gemerkt dat een kind meer kan als je een kind meer aanbiedt, op andere manier benadert. Ik noem het de tweede stap in de pedagogie. Die loopt dwars door de eerste stap heen en loopt met de drie R’s op. Die is wat ik ben gaan noemen de 3 “K’s”: Kennis, Kreativiteit en Kaos. De drie K’s zorgen voor een verbreding en verdieping van de geest. Dat niet alleen, het helpt op die momenten dat het leven even niet logisch is, of als je vast zit, ook als kind. Ik spreek uit ervaring.

De eerste K, Kennis, staat voor dingen weten (zoals hoe iets werkt, hoe iets eruit ziet, klinkt, ruikt, etc., en niet zozeer waarom iets is zoals het is, hoewel dat wel voorbij kan komen). Kennis is niet zaligmakend. Kennis is ook aan verandering onderhevig. Maar wat kinderen niet van nature weten is hoe iets werkt, wat iets is, wat de geschiedenis van iets of iemand is, wat de relatie tussen voorwerpen en / of mensen is. Daarom leg ik vaak uit. Dat kan bij mijn zoon vrij makkelijk: hij heeft diezelfde honger naar weten als ik. Daarnaast is kennis, althans in mijn geval, leuk. Steeds weer iets te weten komen is een vindtocht, alsof je zelf een ontdekkingsreiziger bent.

De tweede K is van Kreativiteit. Dat begrip staat voor je uiten, en ook voor het “zinloos” bezig zijn. Zinloos wil zoiets zeggen als: niet met een nuttig doel, niet met een cognitieve (bijvoorbeeld logische) inslag. Uiten kan op heel veel manieren. Dansen, muziek maken, tekenen, schilderen, kleien, legoën, maar ook een wandeling door het bos en dode takken oprapen om er mee te knutselen. Of over het strand struinen en aangespoeld spullen oprapen en daar mee knutselen. Knutselen kan ook heel goed met verpakkingsmateriaal (van eierdozen tot bubble wrap). Kortom, even niet nadenken, maar het spel van de creatie spelen.

Kaos staat voor de loslaten van gebaande paden, voor opschudden van wat is, voor het scheppen van wanorde en verwarring, met als doel (want dat zit er wel aan vast) vastgelopen patronen in jezelf, in anderen, in de maatschappij los te wrikken. En dan vooral die patronen die mensen niet verder helpen. Ook Kaos is geen einddoel maar een stap in het opgroeien (hoewel ik nog steeds Kaos gebruik: soms omdat mijn hersenen dat vanzelf doen, soms om een niet voor het oprapen liggende oplossing te vinden voor een probleem). Deze stap is niet de makkelijkste van de drie K’s, en het vereist van de ouders begeleiding. Iets wat bij veel ouders te vaak afwezig is.

Ontwikkelingspsychologen en pedagogen, de drie R’s zijn best oké. Maar de mens, het kind kan meer. Voeg de K’s toe aan de R’s. Noem het een paradigmaverschuiving. Noem het onzin. Maar met de 3 R’s alleen redden we kinderen niet meer. Daarvoor is de wereld te groot, te snel, te complex geworden.

© Rick Ruhland 2015

Elefantastisch

Jeden Samstag im WDR: Die Sendung mit dem Elefanten. Es ist eine Show für junge Kinder, aber ich werde immer wieder fröhlich wenn ich mir die Sendung anschaue. Bunte Farben, leichte Themen, ein bisschen Erklärung und dann auch noch die lebhafte Musik, die mir den ganzen Tag nicht mehr aus dem Kopf geht. Der Text:

 

Die Welt ist elefantastisch,

Sie ist wunderschön.

Dein Freund der Elefant

Hilft dir, sie zu verstehen.

Die Welt ist elefantastisch,

Sie ist wunderschön.

Bunt wie ‘ne Tüte Bonbons

Lass uns auf die Reise gehen.

 

Schön, was?

 

© Rick Ruhland 2015

Never happened

Empedocles foeterde 2500 jaar geleden tegen Aristoteles: “Bepaalde schepselen verwerven op toevallige wijze zekere lichaamsdelen die het meest waardevol bleken te zijn om te overleven.”

Waarop Aristoteles meewarig het hoofd schudde en zeide: “Ga je het nou weer over seks hebben?”

© Rick Ruhland 2015

Happiness is not a goal.

I always knew but I was afraid to admit: Happiness is a consequence. Not a goal ‘an sich’. For example: Happiness is a warm gun. Result of good sex. Or good hunting. That’s what life is about. Creating life, creating death.

I like happiness. It can be evoked by nothingness. Example: standing on a rock watching the ocean waves crash on the shore.

Most of the time, happiness is a consequence of personal achievements. Or even of personal effort. Still, happiness is feeling. What makes one person happy, will kill someone else. You can’t touch it. It’s a state of mind.

I have been pushing it out of the way far too long. I’ve been out of action for far too long. Don’t plan, don’t evaluate. Act. Do. Even it’s just putting together an Ikea bookcase. Or a big Lego Star wars kit.

Now, put logic, intelligence, reason, reasoning, cognition and your memories on the shelf for a moment. They need a break too. Some time to relax.

Can you feel it? If you’re doing nothing, that’s fine. Doing nothing is also doing something.

There you are. That’s it. Even it is small. Being happy is always out there. Just don’t look for it. And something else: happiness has no size. It may be big, whilst you’re looking for something small. It could be small, and in the meantime you’re looking for the bigger picture.

Writing this is one small step on the way to my happiness, however short it may exist. Taking up my bass and creating some new music is another. Loving my wife and kid is one too.

© Rick Ruhland 2015

Tablets, phablets, phones en kids

Als vader heb ik een opvoedopdracht. Die opdracht is voor mij: een set van waarden en vaardigheden meegeven aan mijn zoon. Die set bevat onder andere ook kennis en zelfvertrouwen. Daarnaast wil ik ook dat mijn kind zijn mogelijkheden gebruikt (wat die ook zijn).

Wat gaat helpen bij zijn leven, denk ik, is dat hij de wereld kent. Het helpt mij in ieder geval te overleven, om het maar eens zwaar aan te zetten. Overleven is meer dan kunnen eten, slapen, urineren en poepen. Overleven is ook iets dat met het kennen en kunnen gebruiken van apparaten (los nog van het kennen van wetenschap, kunst, muziek, literatuur, etc.).

Wat ik goed besef is dat kinderen van de basisschool nu veel meer apparaten hebben dan toen ik op de lagere school zat. Toen was het tv, radio en het gasfornuis. Misschien dat mijn moeder nog een Carmen krulset en een haardroger had. Maar dat was het dan wel.

Nu: computers, tablets, smartphones, zingende magnetrons, muziek makende wasmachines, nu ook al met de telefoon aan te sturen licht en verwarming, auto’s en horloges met computers. Ik ben opgegroeid met die toenemende hoeveelheid computers, die geleidelijk in mijn leven kwamen. Ik ken dus ook de ontwikkeling van die apparaten. Eerst een commodore 64 (met cassettebandje en eigen programmeerregels), toen een dos-machine (met WordPerfect 4,2), toen computers met windows (in 1992 zat ik op internet; dat had mijn universiteit toen al, met een snelle verbinding; thuis belde ik nog in…), toen breedband en internet, etc etc.

Kinderen van nu krijgen die apparaten en de mogelijkheden die internet in de schoot geworpen. Ik zie aan mijn zoon dat hij er vanaf jonge leeftijd al mee om kan gaan. We hebben hier al van voor zijn geboorte tablets en smartphones met touchscreens. Sinds hij de fijne vingermotoriek een beetje onder de knie heeft, speelt hij met die ‘touchscreens’. Ja, dat mag van ons, en graag zelfs. Leren omgaan met computers en dergelijke is goed; computers zijn een belangrijk onderdeel van heden en toekomst.

Wat nou buitengewoon eigenaardig is, is dat een groep ouders en zogenaamde pedagogen angsten ontwikkelt. Bij zichzelf. Die angsten hebben te maken met het idee dat het kind niet meer zonder die touchscreenapparaten kan. Niet verwonderlijk; ouders die aan tafel, op vakantie, in de auto zo’n scherm toestaan. En zelf ook om de haverklap op een schermpje kijken. Onrust, geen aandacht , etc. Dat gedrag van een ouder kopieert een kind maar al te makkelijk.

Ik ken die angst niet. Ik ben ook niet constant online. Wij lezen een boek hier in huis. Spelen met Lego (ja, ik ook). Ik zie vaak dat mijn zoon een half tot een uur op de iPad kijkt (spelletjes als Osmo, Gesundheit, Toca Boca, Windosill of filmpjes van Chuggington, Fireman Sam, of een film van studio Ghibli), en dat hij dan wil spelen. Met Lego, buiten, met de trein. Of dat hij creatief wil zijn: tekenen, knutselen, zingen. Of dat we samen iets doen: een boek lezen of gewoon kletsen over hoe school was.

En als dan toch met de iPad spelen, dan kort. Vaak doet de iPad hier een huis dienst als fantastisch naslawerk. Om een voorbeeld van een dier, plant, voorwerp etc. erbij te zoeken. Om iets uit te leggen, dus als verlengstuk van mijn kennis. Om filmpjes of foto’s erbij te pakken. Dus als ik wat vertel, dan gebruik ik een computer (tablet, smartphone) om een relatie met werkelijkheid (of het ontbreken van die relatie) te leggen.

Nog een fout die ik vaak gemaakt zie worden: geen beperkingen op het gebruik opleggen. Zo hadden we een tijdje een racespel op de iPad, dat mijn zoon graag speelde. Van dat spel werd hij helemaal hyper. Dat spel ging er linea recta weer vanaf. Waarmee ik maar wil zeggen: je hebt als ouder je verantwoordelijkheid te nemen, en dus van tijd tot tijd in te grijpen in de opvoeding van je kind (iets wat ik te veel ouders te vaak niet zie doen, overigens, maar dit geheel terzijde en toch on topic.). Ook als het gaat om computers. Een kind dat constant voor de tv zit, achter een computer of alles mag eten wat het maar wil (om maar eens drie voorbeelden te geven) wordt geen prettig, zelfstandig, nadenkend, genietend mens.

Want is dat niet de kern van opvoeden? Aangeven waar de grenzen liggen. Dus niet: een barbie met een webcam in de ogen die constant met blue tooth en internet contact leggen. Niet alleen omdat mijn zoon niet veel met knuffels heeft, maar omdat nut en noodzaak en vermaak hier zoek zijn. Een touchscreen apparaat mag best speelgoed zijn. Een puzzel doen, een spelletjes spelen, een filmpje kijken. Maar kijk mee. Leg uit, leg contact. Verbied of beperk (als verbieden niet in je woordenboek voorkomt) wat tegen je eigen maatstaf ingaat.

Te vaak leggen ouders de verantwoordelijkheid niet bij zichzelf. Dan is het touchscreen degene die zaken moet oplossen, die tijd moet nemen voor het kind. Het is die gemakzucht, vermengd met een zekere digivrees of onbekendheid, die maakt dat kinderen, nee, juist de ouders met de tablet en smartphone worstelen. Terwijl dat nergens goed of nodig voor is.

© Rick Ruhland 2015

DefinitieDinsdag: Duscussie

Twistgesprek waarin iemand een ander op voorhand zegt dat iets zo is als het is, niet van gedachten wisselt en de ander de een of andere waarheid zegt waaraan nooit en te nimmer getwijfeld dient te worden. Niet te verwarren met een overlergo; dat is wanneer  iemand wel met een ander praat en van gedachten wisselt, en toch de conclusie al op voorhand trekt. Een duscussie komt vaak voor in deze tijd van godsdienst- en andere waanzin, en die ook nog eens door digitale anonimiteit wordt vergroot.

© Rick Ruhland 2015