Als vader heb ik een opvoedopdracht. Die opdracht is voor mij: een set van waarden en vaardigheden meegeven aan mijn zoon. Die set bevat onder andere ook kennis en zelfvertrouwen. Daarnaast wil ik ook dat mijn kind zijn mogelijkheden gebruikt (wat die ook zijn).
Wat gaat helpen bij zijn leven, denk ik, is dat hij de wereld kent. Het helpt mij in ieder geval te overleven, om het maar eens zwaar aan te zetten. Overleven is meer dan kunnen eten, slapen, urineren en poepen. Overleven is ook iets dat met het kennen en kunnen gebruiken van apparaten (los nog van het kennen van wetenschap, kunst, muziek, literatuur, etc.).
Wat ik goed besef is dat kinderen van de basisschool nu veel meer apparaten hebben dan toen ik op de lagere school zat. Toen was het tv, radio en het gasfornuis. Misschien dat mijn moeder nog een Carmen krulset en een haardroger had. Maar dat was het dan wel.
Nu: computers, tablets, smartphones, zingende magnetrons, muziek makende wasmachines, nu ook al met de telefoon aan te sturen licht en verwarming, auto’s en horloges met computers. Ik ben opgegroeid met die toenemende hoeveelheid computers, die geleidelijk in mijn leven kwamen. Ik ken dus ook de ontwikkeling van die apparaten. Eerst een commodore 64 (met cassettebandje en eigen programmeerregels), toen een dos-machine (met WordPerfect 4,2), toen computers met windows (in 1992 zat ik op internet; dat had mijn universiteit toen al, met een snelle verbinding; thuis belde ik nog in…), toen breedband en internet, etc etc.
Kinderen van nu krijgen die apparaten en de mogelijkheden die internet in de schoot geworpen. Ik zie aan mijn zoon dat hij er vanaf jonge leeftijd al mee om kan gaan. We hebben hier al van voor zijn geboorte tablets en smartphones met touchscreens. Sinds hij de fijne vingermotoriek een beetje onder de knie heeft, speelt hij met die ‘touchscreens’. Ja, dat mag van ons, en graag zelfs. Leren omgaan met computers en dergelijke is goed; computers zijn een belangrijk onderdeel van heden en toekomst.
Wat nou buitengewoon eigenaardig is, is dat een groep ouders en zogenaamde pedagogen angsten ontwikkelt. Bij zichzelf. Die angsten hebben te maken met het idee dat het kind niet meer zonder die touchscreenapparaten kan. Niet verwonderlijk; ouders die aan tafel, op vakantie, in de auto zo’n scherm toestaan. En zelf ook om de haverklap op een schermpje kijken. Onrust, geen aandacht , etc. Dat gedrag van een ouder kopieert een kind maar al te makkelijk.
Ik ken die angst niet. Ik ben ook niet constant online. Wij lezen een boek hier in huis. Spelen met Lego (ja, ik ook). Ik zie vaak dat mijn zoon een half tot een uur op de iPad kijkt (spelletjes als Osmo, Gesundheit, Toca Boca, Windosill of filmpjes van Chuggington, Fireman Sam, of een film van studio Ghibli), en dat hij dan wil spelen. Met Lego, buiten, met de trein. Of dat hij creatief wil zijn: tekenen, knutselen, zingen. Of dat we samen iets doen: een boek lezen of gewoon kletsen over hoe school was.
En als dan toch met de iPad spelen, dan kort. Vaak doet de iPad hier een huis dienst als fantastisch naslawerk. Om een voorbeeld van een dier, plant, voorwerp etc. erbij te zoeken. Om iets uit te leggen, dus als verlengstuk van mijn kennis. Om filmpjes of foto’s erbij te pakken. Dus als ik wat vertel, dan gebruik ik een computer (tablet, smartphone) om een relatie met werkelijkheid (of het ontbreken van die relatie) te leggen.
Nog een fout die ik vaak gemaakt zie worden: geen beperkingen op het gebruik opleggen. Zo hadden we een tijdje een racespel op de iPad, dat mijn zoon graag speelde. Van dat spel werd hij helemaal hyper. Dat spel ging er linea recta weer vanaf. Waarmee ik maar wil zeggen: je hebt als ouder je verantwoordelijkheid te nemen, en dus van tijd tot tijd in te grijpen in de opvoeding van je kind (iets wat ik te veel ouders te vaak niet zie doen, overigens, maar dit geheel terzijde en toch on topic.). Ook als het gaat om computers. Een kind dat constant voor de tv zit, achter een computer of alles mag eten wat het maar wil (om maar eens drie voorbeelden te geven) wordt geen prettig, zelfstandig, nadenkend, genietend mens.
Want is dat niet de kern van opvoeden? Aangeven waar de grenzen liggen. Dus niet: een barbie met een webcam in de ogen die constant met blue tooth en internet contact leggen. Niet alleen omdat mijn zoon niet veel met knuffels heeft, maar omdat nut en noodzaak en vermaak hier zoek zijn. Een touchscreen apparaat mag best speelgoed zijn. Een puzzel doen, een spelletjes spelen, een filmpje kijken. Maar kijk mee. Leg uit, leg contact. Verbied of beperk (als verbieden niet in je woordenboek voorkomt) wat tegen je eigen maatstaf ingaat.
Te vaak leggen ouders de verantwoordelijkheid niet bij zichzelf. Dan is het touchscreen degene die zaken moet oplossen, die tijd moet nemen voor het kind. Het is die gemakzucht, vermengd met een zekere digivrees of onbekendheid, die maakt dat kinderen, nee, juist de ouders met de tablet en smartphone worstelen. Terwijl dat nergens goed of nodig voor is.
© Rick Ruhland 2015