Maandelijks archief: oktober 2018

Terug naar Schotland 3: Colonsay

Colonsay was net als Jura een eiland dat ik nog niet eerder had gezien. Het is naar mijn idee en voor mijn gevoel van de Binnenste Hebriden het meest Buitenste Hebriden-achtige eiland. De schoonheid van het lichtheuvelige landschap maakt daar deel van uit, maar – en ik kan er naast zitten – ook het besef dat mensen op deze eilanden in een andere tijd leven (niet vroeger of later dan nu, maar in een onwerkelijke, niet van ons tijdsbesef afhankelijke tijd). Mensen die met een andere aardsheid de dag doorkomen. Net als bij eilanden als Barra, de twee Uists en Benbecula krijg ik bij de mensen daar het gevoel dat zij een weerbaarheid hebben die de meeste mensen in mijn eigen land allang niet meer hebben. Dat gevoel van de Outer Hebrides heeft met de ligging, de natuur, maar dus ook met de bewoners te maken. Die zijn, anders dan op bijvoorbeeld de nabije eilanden (dus Mull, Jura, en Islay), nogal verstrooid over het eiland, zonder echt grote nederzetting, en ze zijn gewend aan het ruige klimaat, en aan de zelfredzaamheid.

Als je zoals ik wild kampeert, dan is af en toe de aanwezigheid van een douche en vers water wel zo fijn. Die bepalen soms dus de keuze van een plek voor je tent en waar je gaat overnachten. Op Islay kun je op meerdere plekken op een (soort van) van camping staan. Op Jura zijn de mogelijkheden minder. Er is niet echt een camping, en als je wilt overnachten kies je of voor een hotel, hostel of selfcatering. Maar daar zat ik nou juist niet op te wachten. Ik wilde wild kamperen. Niet perse hardcore, maar als het niet anders kan: zo wild als het maar kan. Craighouse was een goede starplek voor mijn wandelingen en ik vond het idee van een pub in de avond ook niet vervelend. Ik koos dus op Jura voor de camping bij het hotel in Craighouse.

Op Colonsay heb je niet eens de optie van een camping. Ik wist dat natuurlijk al, aangezien ik me had ingelezen over Colonsay. Dat eiland, ongeveer 15 km bij 3 km groot, ligt ten noorden van Islay, ten westen van Jura en ten zuiden van Mull. Het is een van de eilanden van de binnenste Hebriden, maar voor mijn gevoel heeft het meer weg van de buitenste Hebriden. Dit is de pier van Colonsay:

IMG_8773.jpg

Colonsay heeft een bootverbinding met Islay (tocht van 70 minuten) en met Oban (tocht van 2 uur en 20 minuten). Ik kwam van Jura, en voer via Islay naar Scalasaig. Dit ‘dorpje’ heeft alles wat verder op het eiland niet te krijgen is: de ferryterminal, een supermarkt en een bookshop, en een koffiehuis waar je ook wat kunt eten. Wil je dus weg van het eiland of wil je voedsel en drinken, dan moet je daar zijn. Maar ik had besloten daar niet te zijn. Ik besloot naar een baai aan de noordkant van het eiland te gaan. Die baai heet Kiloran Bay, en kijkt uit naar het noorden, op Mull. Een hele baai voor mij alleen:

IMG_8710

Als je over een klein eiland als Colonsay wandelt, is het onvermijdelijk dat mensen je groeten, op straat en ook vanuit de auto. Menigeen spreekt je ook aan en wil wel weten wie je bent en waar je vandaan komt. Ik kwam aan op een zonnige zaterdag, maar de dag erna was een zondag met veel wind en een striemende regen. Het was mijn enige regendag. Die regen stopte me niet. Ik ging er uit, in de storm en de striemende druppels. Na een halve kilometer was ik goed nat. Niet getreurd, ik wist waar ik aan begon.

Ik ging er uit om de winkel te bezoeken, een uur lopen van mijn tent. Wandelen is niet alleen van A naar B komen, het is ook opgeslokt worden door de eigen gedachten. Bezig zijn met de vragen des levens, of bezig zijn met nieuwe ideeën voor je werk, of hoe het staat met vriendschappen. Of zelfs de vraag hoe het staat met jezelf. Ik hoorde door die waaier van gedachten heen plots een stem. Nou hoor ik vaker stemmen, dus aan een stem meer of minder besteed ik niet altijd aandacht.

Toch draaide ik me om en zag toen een kleine witte auto, met het raam open en daar uit hangend een blonde, oudere vrouw. Ik liep naar de auto en kreeg de onherroepelijke vraag: ‘Heb je een lift nodig?’

Die lift sloeg ik niet af, zeker niet omdat de stromende regen inmiddels mijn sokken had bereikt. Ze bracht me naar de shop (die op dat moment nog dicht was), en vroeg toen of ik zin had in een kop koffie bij haar thuis. Ik had toen al door: deze vrouw heeft verhalen. En daar kan ik altijd naar luisteren. Daar wil ik naar luisteren.

Ik heb een uur bij haar op de tweezitsbank gepraat over het leven, de liefde en onze bezigheden als ‘kunstenaars’. Als mensen die creëren. Ik zou dolgraag elke dag in Nederland zulke gesprekken willen hebben. Helaas, dat kan niet. Mensen zoals zij en ik zijn buitengewoon schaars gezaaid.

Wat een bijzonder uur was dat. Bijzondere uren is wat de Schotse eilanden in petto hebben: die aangename verwondering dat je nooit weet wat je zult meemaken, maar dat er altijd mensen zijn die een verhaal hebben of om een verhaal verlegen zitten.

De dag erna was het uitermate zonnig en dan hoor je ook de stilte. Je hoort de stilte op een eiland. Een blatend schaap of een zoemende hommel of een vlaag wind over de hei verbreekt af en toe de stilte, maar daardoor weet je weer wat stilte is. En wat je ziet onderweg? Staande stenen. Een golfbaan met schapen. Een Viking fort.

IMG_8755.jpg

IMG_8767.jpg

IMG_8772.jpg

Dat was een lange wandeldag, met prettige en prachtige vergezichten. Van de tent tot de staande stenen, van de golfbaan met de schapen tot het vikingfort. Die 15+ km was a day well spend.

Ik bezocht een laatste keer de shop. Over die shop: in vergelijking met mijn allereerste bezoek aan Schotland is er krankzinnig veel veranderd en zelfs de laatste jaren verandert Schotland in hoog tempo. Veel eilanden produceren sinds een hun eigen gin en in de winkel van Scalasaig kon maar liefst drie soorten Italiaans bier krijgen (niet dat ik daar nou op zat te wachten, I’m just saying).

IMG_8723.jpg

De laatste nacht sliep ik licht en ik was midden in de nacht een paar keer buiten mijn tent. Het was raar: ondanks de bewolking en geen kunstmatige verlichting was het niet pikdonker. Eerder late schemer.

Tien dagen op de Hebriden maken een ander mens van je. Zulke dagen halen de betere kant van mij boven.

Zou ik ooit nog daar gaan wonen, of is reizen naar deze eilanden nou juist dat wat ik moet doen? Op mijn sterfbed zal ik een antwoord kunnen geven.

Voor nu, en na deze reis: Tapadh leat, Alba. Móran taing! Tot de volgende keer.

© Rick Ruhland 2018

Brieven Aan Koning Therapeut 16

Beste B.,

Ik spaar de nagels van mijn teennagels en korstjes van eelt die ik lostrek van mijn voeten. Ik heb van elk kalenderjaar een potje vol. Mijn familie zegt dat ik hulp moet zoeken. Ik heb die zoganaamde ‘naasten’ al gevraagd waarom. Zij vinden het storend en zij zijn van mening dat ik daarom dus aan een psychiatrische stoornis lijdt.

Wat vind jij? Moet ik die potjes met nagels en eelt labels geven zodat ik weet welk potje van welk jaar is?

Overigens zou ik het fijn vinden als je mijn familie een brief kunt sturen waarin je duidelijk maakt dat ik geen stoornis heb, en dat een hobby hebben beter is dan iemand verrot slaan. Ook al snap je niets van die hobby.

Jan.

© Rick Ruhland 2018

Automatisering ontmenselijkt

Voor de verandering een zo goed als nietszeggende titel boven een weblogtekst waarin ik wel degelijk punt maak, waarover zo meer, maar even bij de titel blijvend: die zou zo uit de sociologische school kunnen komen. In die school gaat men prat op het menselijke en wordt alles wat nieuw is met argusogen bekeken en niet zelden te vuur en te zwaard bestreden. Daar (vuur, zwaard, sociologie, argusogen, etc.) gaat het me niet om, want sociologische en ook sociaal-psychologische prietpraat geeft me kippenvel van het soort dat ontstaat als je eerst met een kaasschaaf een stuk huid hebt verwijderd en dat nog fijn vindt ook, en dan kippenvel krijgt op de plek waar geen huid meer is, en daar prat op gaat.

Waar gaat het dan wel om (ik houd van omwegen, zolang omwegen geen domwegen zijn, en daar waar ik een omweg maak, daar is nooit sprake van een domweg, behalve als ik in de Dapperstraat ben)? Het gaat me om het feit dat ik kort voor het weekend een e-mail kreeg van een zorgverzekeraar waar ik bijna tien maanden geleden ben vertrokken, eigenlijk omdat die verzekeraar toen van alles deed zonder dat ik dat wilde en zonder dat ik daar om had gevraagd. Ook de premie van die verzekeraar groeide als kool, terwijl vergoedingen afnamen (niet bij mij, ik ben geen grootgebruiker van zorg, maar bij naasten die ook daar verzekerd waren). In die e-mail van de afgelopen dagen word ik aangesproken alsof ik nog steeds daar verzekerd ben. Hier een screenshot uit die e-mail:

Schermafbeelding 2018-10-22 om 09.31.13

Feit is dus dat deze verzekeraar uit het noorden van ons land (…) overduidelijk zijn databases niet goed op een rijtje heeft. Ik heb dus tien maanden geleden een goede keuze gemaakt om me bij een andere zorgverzekeraar aan te melden.

En wat moet ik hier mee? ‘Niets’? Dat zou het makkelijke antwoord zijn. Immers: Delete mail and get on with it. Maar zo makkelijk komt de zelfverrijkers in de zorg er niet van af bij mij.

We hebben gekozen voor een neo-liberaal (verdien)model in de financiering van de zorg waar zieke mensen niet beter van worden. Zieke mensen die niet beter worden: een manier om overbevolking te bestrijden.

En prima als ik zou kunnen kiezen om helemaal geen zorgverzekeraar te hebben, maar nee, dat soort extreemkapitalisme (waar ik heus voor ben) staan we dan weer niet toe.

Dit soort digitale shit is een voorbode. Van veel meer en veel ergere ellende. Mark my words. Deze zorgverzekeraar doet dus nog steeds dingen die k niet wil. Zelfs als ik daar al bijna een tien maanden geleden ben vertrokken.

© Rick Ruhland 2018

PS Dit wordt een dag vol blaffende en bijtende honden in mijn hersenen.

Edit: ik heb een reactie gekregen. Daarin schrijft een of andere PR-medewerker dat het toch iets anders zit. I DON’T FUCKING CARE!!! Ik wil geen mails van jullie en ik wil niet meer in jullie systeem zitten. ZORG DAT DAT GEBEURT EN NEEM GEEN CONTACT MEER OP.

PS2: ik heb overwogen om als categorie van deze post ook ‘Humor’ aan te vinken, maar het is niet grappig. Verre van.

Proefschrift van de week

Titel: Zelfbellende fietsen. Auteur: Koen Park.

Samenvatting: De commotie rond zelfrijdende auto’s is anno 2018 nog lang niet verstomd. Sterker, die zal de komende jaren, zeker met aangereden en zelfs doodgereden voetgangers, gevoerd blijven worden; de pro’s en con’s van een auto zonder menselijke bestuurder zijn zoals bij veel technologische ontwikkelingen goed voor discussies over de gevaren en het nut, en al helemaal over de verantwoordelijkheid die een mens moet nemen in de omgang met anderen, en zo zijn er meer bronnen van discussies bij dit onderwerp.
Midden in deze ontwikkelingen is dit proefschrift van Park verschenen. In eerste instantie dacht ik dat het een dichtbundel was. De auteur is naast wetenschapper (want dat is Park wel, afgestudeerd aan de kleine universiteit Fort Hare) ook surfer, kapper, dj, biologisch boer, kledingontwerper, en nog 25 beroepen, waaronder dichter. Dit boekwerk is wel degelijk een studie en geen dichtbundel. Een studie naar zin en onzin van een bel die detecteert of er gebeld moet worden. Het gaat om fietsbellen, voor alle duidelijkheid, niet telefoons. De werking van sensoren, en risico- en gevaaranalyse van verkeer, vormen een deel van het onderzoek. Daarnaast heeft Park ca. 1000 runs gedaan op een testterrein om te zien of en hoe goed de bellen werken.

Eindoordeel: Eerste reactie? Waarom. Waarom zou je zelfbellende fietsen willen? Het wollige taalgebruik, met de vele verwijzingen naar niet geheel ter zake doende literatuur en naar muziekteksten uit de late jaren 60, het bijna dwangmatige optimisme, en de uitkomsten (zoals ‘Zelfbellende fietsen werken niet’) doen mij besluiten te stellen: doe dit soort onderzoek nou niet. Zonde van tijd, energie, geld, nut.

© Rick Ruhland 2018

Salonfähgetarisch

Ik ben een van de laatste personen die mensen zal bekritiseren op hun niet vlees eten. Sterker, geen of zelfs minder vlees eten vind ik aanmoedigingswaardig. Overigens zullen vegetariërs omgekeerd niet zo snel hetzelfde doen: die moeten vleeseters bekritiseren. Die moeten soms te vuur ende zwaard vlesetariërs bestrijden.

Maar dan nu de hamvraag (ja ja, zo’n woordgrap moet in een ultrakort essay over vlees eten versus groente uitroeien): moet je salonfähgetarisme aanmoedigen? Mensen die om wille van de maatschappelijke veranderingen geen aardappels, groente en een stukje vlees als avondeten op tafel zetten, maar iets zonder dier, een vleesarme of vleesloze maaltijd?

Als ik kijk naar mijn eigen leven kijk, dan speelt ‘geen vlees eten’ zeker een rol. Er was een periode dat ik een jaar of wat bijzonder bot ageerde tegen de bio-industrie, een bedrijfstak die mij deed besluiten om geen vlees meer te eten. Daar ben ik van teruggekomen. Ik vind vlees namelijk niet perse zielig of overbodig. Hoeveel vlees je eet en wat voor soort vlees (geen bio-shit), dat vind ik relevanter dan extremistisch worden en totaal geen vlees meer eten.

Ik eet nu op menige dag geen vlees. Dat maakt mij nog geen salonfähgetariër. Dat zijn mensen die geen vlees eten om dat het bon ton is geen vlees te eten. Ik eet geen vlees omdat ik geen systeem in mijn geest heb dat zegt dat een maaltijd zonder vlees een slechte maaltijd is. Ik eet soms wel vlees vanwege een gerecht dat beter smaakt met vlees dan zonder.

Laten we wel zijn: als de gewoonte vlees eten stopt, maar een keuze wordt, een die je steeds opnieuw kunt maken (en dus ook de keuze betekent dat je wel vlees eet), dan wordt de wereld beter. Daar blijf ik in geloven.

Dus, vooruit, salonfähgetariërs ter wereld, weest bon ton en slacht vanavond een preitje  meer en een kippetje minder. Een kip, een kip, een prei voor een kip.

© Rick Ruhland 2018

Scenes from a thesis: dynamic systems models

“Dynamic systems models are not chosen on arbitrary grounds, but because they are
convenient in four ways. First, empirical data can be fitted to decide what sort of change
one is dealing with. That is, a fit with a growth model could help explain the shape of
development. Fits of developmental curves can be a first help in deciding wether or not
change is non-linear. Second, these fits have to be explained. That is, why is non-linear
behaviour present in development and especially, what are the mechanisms responsible
for this sort of change? Third, with the aid of non-linear equations and theoretical
considerations a model can be made to describe development. But this description is
more than a description if the model is correct, because, fourth, predictions can be made
on the basis of the model. So, these models have descriptive, predictive and explanatory
adequacy.”

From: Going the distance:  A Non-Linear Approach To Change In Language Development. H.G. Ruhland. Groningen, 1998.

© Rick Ruhland 2018