Blijkbaar had de zaterdagavond, een week eerder, elke stamgast aan het denken gezet. Op vrijdag een week later, niet lang na het openen van de kroeg, en met de eerste warme zonnestralen van het jaar, was iedereen binnen een kwartier na opening in de kroeg te vinden. Waar de zaterdagavond in zwijgen eindigde, was het een gekakel van jewelste zodra iedereen zijn eerste drankje op de bar had staan. Ver voor het avondeten was elke stamgast en wat vrienden van de stamgasten binnen en werd kwistig van de drank gesnoept.
‘Koos, ik heb deze week een paar nachtmerries gehad. In al die nachtmerries was de Fulmar Inn voor altijd gesloten. Dat was geen grappig vooruitzicht.’
Gerrits opmerking liet de helft van de stamgasten aan de bar rillen. Sjoerd had zelfs kippenvel dat hij aan iedereen liet zien.
‘Maar is dat reëel?’
Jonneke was de enige die dat soort vragen moest stellen. En ook kon stellen, want de ervaring met haar adviesbureau ‘Psychologie in de praktijk’ had haar geen windeieren gelegd. Zij wist dat maatschappelijke veranderingen niet opgelegd konden worden. Forcing backfires, stond op haar internationale website.
Gerrit pakte zijn snuiftabak.
Berend had als klerk bij de gemeente vaker verteld over hoe je de gemeente het beste moest bespelen. Voor hij iets zei, keek hij naar de vingerbewegingen van Gerrit, die de tabak op het vangnetje tussen wijsvinger en duim legde en een keer krachtig snoof.
‘Als ik hier iets zinnigs over mag zeggen, en ik denk dat ik dat heel goed kan: ga niet onmiddellijk met je kont tegen de krib, maar breng het nieuws via anderen naar buiten. Gebruik de Wijkkrant, of dat blaadje voor de uitgaan en kunsten… Hoe heet dat ook al weer, Jonneke?’
‘EW. Even Weg.’
‘Precies die. Zorg dat je momentum krijgt. Dat men weet dat je er bent, en dat je een betekenis hebt, en dat je al heel oud bent, al heel lang bestaat.’
‘Het gaat helemaal niet om USP’s.’
Koos schonk Hannes, die van alles verstand had, een borrel.
‘Alles moet in het kader staan. Het kader ‘voorkomen dat de kroeg gesloten wordt’.’
‘Maar dan moeten we wel zorgen dat we laten zien welke rol de kroeg speelt, nu en vroeger. Waar de waarde van de kroeg in zit. En dan niet die dingen die juist de gemeente doen roepen: we gaan de fundamenten van de kroeg onderzoeken.’
‘Juist,’ zei Gerrit met een blij gezicht, restanten snuiftabak in zijn zakdoek snuitend.
‘Daarom,’ en terwijl ze verder sprak tilde ze haar aktekoffer op de bar en haalde er een boek uit, ‘ben ik in de bibliotheek geweest en op wat websites over de herberg.’
Iedereen keek naar het boek in haar handen. Ze keken goed. Hannes zag het al snel.
‘Dat gaat over ‘een’ herberg. Niet ‘de’.’
Koos knikte met Hannes mee.
‘Hannes ziet het goed. Dat is een kroeg uit de stad, maar meer bij de oude wallen. Aan de zuidkant van het centrum.’
‘Wat kunnen we dan doen?’
‘We hebben een plan nodig.’
Maartje was weer helemaal bij de les. Dat ze een verkeerd boek heeft meegenomen, had ze al weer achter zich gelaten.
‘Koos, wat weet je van de vorige eigenaren?’
Koos haalde zijn schouders op.
‘Het schijnt dat mijn voorouders altijd een relatie met de kerk hadden.’
Koos liep weg en kwam na ene minuut of tien terug met een koker. Daarin zat een poster. Die rolde hij uit en met glazen op de hoeken legde hij die op de bar. Iedereen kwam om de poster heen staan en las de tekst:
Dat huys aender mueren daer sy tegenwoordig syn woenende, gelegen aen den hulle omtrent der kerken aen den ommegank metten camp daer achter aen gelegen, streckend met beyde syden aen de gemeyn straet, van den eenen syde opwaert nae de kercke aen ende voirts nae het huys, gecoemen ende gecocht van den kapelaan Heer Brassen Willemsz. zaliger.
‘Zo.’
‘Wat je zegt.’
‘Nou.’
Iedereen behalve Sjoerd zat verbluft te kijken. Die zei daarom maar:
‘Jullie hebben geen idee wat hier staat en waarom dit in ons voordeel kan zijn.’
Iedereen schudde zijn hoofd en beaamde zijn eigen onwetendheid.
‘Koos, hoe kom je hier aan?’
‘Lag eeuwen in de crypte van de kerk. Het verhaal van hoe en wat en hoe ik eraan kom, vertel ik nog wel een keer.’
Sjoerd las de tekst nog een keer.
‘De kroeg is ooit van de kerk gekocht? Lees ik dat goed?’
Jonneke tikte een paar woorden van de poster in en kwam al snel op een website. Ze las voor:
‘De oudste kroeg, die aan de rivier is gelegen, is vermoedelijk uit 1556 of daaromtrent; heel waarschijnlijk nog ouder. Na 50 jaar en enkele branden en overvallen (ook vanaf de rivier) de kroeg in rap tempo overging in andere handen, eerst een Duitser, toen een Fransoos, toen een Groninger, toen een Brabander, toen een lokale jongen het koffiehuis probeerde voort te zetten. Dat lukte in januari 1605. De eigenaar toen, Van Cleyenconst en van huis uit een baksteenbakker, kwam toen bij de wacht voor een vergunning en de gemeentelijke notaris die hem vroeg wat de naam moest zijn. De eigenaar was niet helemaal alert (hij had een aanbod gekregen om ook een brouwerij in het pand te beginnen, zei Vul maer in, en dat werd de naam.’
‘Waarom hebben we die site niet eerder gevonden?’
‘Omdat we verkeerd dachten en daardoor verkeerd zochten.’
‘Zou dit kloppen? Dat de kerk altijd een vinger in de pap van de kroeg heeft gehad? Ik bedoel: het staat op een website, maar wat op internet staat, is meestal maar half waar.’
Gerrit werd het allemaal wat te veel.
‘Laten we het hier bij houden: Vroeger ging de koster voor de uitbater uit.’
Alleen de vrouwen aan de bar konden niet lachen om de woordspeling.
‘Het verklaart in ieder geval wel waarom er al eeuwen een animositeit tussen de kerk en het klooster en de kroeg bestaat.’
‘Maar wat gaan we nu doen?’
‘Ik heb een tip. Er staan wel meer gebouwen in de straat die belangrijk zijn geweest, en waar je niets mee mag doen. Niet verbouwen, niet aankomen. Van overheidswege. Denk aan de boerderij aan einde van de straat, het pakhuis hiernaast, de oude molen van de houtzagerij. Betrek die in het plan.’
Koos sputterde nog even tegen, maar gaf uiteindelijk toe.
Maartje had het laatste woord die avond, voordat ze gingen biljarten en drinken.
‘Ik schrijf een artikeltje, en wij zorgen er voor dat we de gemeente uitzuigen en veel geld vragen voor renovatie e.d. en dat tegelijkertijd de kroeg open moet blijven.’
Iedereen knikte hartstochtelijk ja. De kroeg moest blijven.
© Rick Ruhland 2018