Tagarchief: promotie

Proefschrift van de week

Titel: Huismiddeltjes tegen schimmel: Alternatieven voor yoghurt. Auteur: Fecha Fiegun.

Samenvatting: Ik ben geen vrouw. Onderzoeken naar de vrouw,  geest of lichaam, gaan mij dan ook niet zelden boven de pet. Ik heb geen idee wat het is om ongesteld of zwanger te zijn. Geen idee wat het is om een vagina te hebben. 

Als man weet ik wel hoe dat wonderlijke geslacht van een vrouw eruit ziet. Daar houdt het ook op, qua kennis en voelen. Ik ben ook niet iemand die flauwe grappen maakt over visgeuren vagina’s.

Fiegun, zelf een vrouw zo begreep ik uit haar biografie, is overtuigd pacifist, en dat draagt ze ook uit richting dieren. Ik heb geen idee waarom ze dit meldt, in de inleiding van haar proefschrift, maar ze zegt dat vrouwelijke problemen niet ten koste van dieren mogen gaan.

Eerst had ik niet door wat ze nou bedoelde, maar al snel kwam ze aan met de behandeling van vaginale schimmels met behulp van yoghurt.

Ik weet niet wat ik moet denken van het verhaal. Ja, ik ben voor medische handelingen en behandelingen waar geen dieren aan te pas zijn gekomen. Het verhaal is overduidelijk geïnspireerd op seksuologische en gynaecologische kennis.

Daarbij komt een stukje biomedisch gedachtegoed van het vrouwelijke geslacht. De werking van klieren, en de stoffen die worden afgescheiden, maar ook de cultuur van bacteriën spelen een rol.

Conclusie: Waar ik afhaak, is niet als een onderzoeker als Fiegun een onderwerp aansnijdt waar ik niks van weet. Sterker, dan is mijn interesse gewekt. Wat ik niet weet is boeiender dan wat ik wel weet.

Waar ik afhaak is wanneer een onderzoeker politiek bedrijft over de rug van de wetenschap. Waarom zou je überhaupt een toetje tussen je schaamlippen duwen? Zeker als bekend is dat het geen of nauwelijks effect op schimmels heeft.

Maar om dan aan te komen met plantaardige yoghurt en amandelmelk als een manier om schimmels te behandelen, dat overtuigt niet. 

Welbeschouwd heb ik mijn tijd verdaan met het lezen van dit broddelwerk. Schimmels en infectie laten behandelen als de verschijnselen chronisch worden en tot pijn lijden, dat is slim. Gebruik maken van de reguliere geneeskunde is dan misschien de te bewandelen weg.

En eerlijk gezegd: ik zie niet in waarom hier een doctoraat aan wordt toegekend.

© Rick Ruhland 2024

Proefschrift van de week

Titel: De neuronenverdubbelaar. Auteur: Lex Pauckos.

Samenvatting: Het is een teken. Een proefschrift zonder een dubbele punt in de titel, daar is wat mee. Anders gezegd, je moet voorzichtig zijn met de kwaliteit, opzet, methodologie en conclusies van een dergelijk onderzoek.

Dat is gebleken. De schrijver (hoewel, schrijver? Ik maak in de conclusie beneden daar een opmerking over) is op basis van onderzoek uit de laatste 400 jaar, met de nadruk op de laatste 40 jaar, wat nou de kern van de overdracht van signalen in de hersenen is. Het is een experimenteel proefschrift, in de zin dat de promovendus theorieën heeft vergeleken en de ontwikkeling van ons beeld van die signaaloverdracht heeft bestudeerd. 

Pauckos komt tot de conclusie dat de mens op weg is naar verdubbeling van de neuronen (en de verbindingen tussen neuronen) en dendrieten in de hersenen. Dat zou moeten leiden, verklaart de onderzoeker, tot een sneller brein dat beter bestand tegen uitval (zoals bloedingen en dementie), dat tot minstens een vertienvoudiging van de breincapaciteit, uitgedrukt in IQ, zal leiden en dat zal leiden tot parapsychologische verschijnselen als futur-vu, omdat we in staat zullen zijn om gevolgtrekkingen al aan te zien komen.

De geciteerde literatuur, zowel uit de geneeskunde, psychologie, natuurkunde als technologie, is immens. Sowieso een dissertatie van het kaliber dat in de historische wetenschappen schering en inslag is. Meer dan 1500 pagina’s,  waarvan 250 aan bronnen. Overdone, om het mild te zeggen. 

Conclusie: Is dit een door een AI (zoals ChatGPT, TextCortex of een van deze alternatieven https://writesonic.com/blog/chatgpt-alternatives) geschreven onderzoek? Wat gek is dat het proefschrift een handelseditie is. Ik heb de catalogus van de faculteit van de promovendus doorgenomen, en nee, er is geen versie van het verslag te vinden. Ook raar: promotor en leescommissie worden nergens genoemd.

De afwezige dubbele punt en het ontbreken van een ondertitel is nog tot daar aan toe, maar het taalgebruik is dubieus. Het proefschrift is geschreven in oorspronkelijk Frans, dus het zou kunnen dat de vertaler het heeft laten liggen. Maar wat mij echt aan het twijfelen bracht, is het ontbreken van een heldere onderzoeksvraag. Dit gaat nergens over. Het is eerder een science-fiction-boek dan wetenschappelijke factie.

© Rick Ruhland 2024

Proefschrift van de week

Titel: Acupunctuur voor dieren: medische en filosofische overwegingen. Auteur: Rene Bout.

Samenvatting: Als er een verschil is tussen de westerse geneeskunde en de oosterse (ofschoon dat een verzamelbegrip is), dan is het wel dat de westerse vooral zich laat inspireren door bewijzen en een natuurwetenschappelijke aanpak, en de oosterse meer door filosofische en spirituele invalshoeken. 

Ik heb met beide wat, en Rene Bout ook. Hij promoveerde recentelijk op zijn proefschrift. In feite is twee keer gepromoveerd: bij zowel diergeneeskunde als wijsbegeerte. Voor beide faculteiten was zijn meta-onderzoek goed voor een promotie. Ik denk terecht, hoewel ik wel moeite heb met de conclusies van het proefschrift. Gek genoeg niet met de discussie van de data en de onderzochte onderzoeken.

Bout keek naar onderzoeken waarbij dieren acupunctuur kregen. Welke dieren werden met naalden bewerkt, welke delen, leeftijd van dieren, geslacht, de hele rataplan. Complete inventarisatie gegevens uit andere onderzoeken. Daarnaast heeft de onderzoeker diverse filosofische overwegingen over dierenleed en -welzijn als model en theorie gebruikt. Ook de resultaten, met name de fysieke verbeteringen en vervlechtingen en non-response, heeft hij geanalyseerd.

Hoop gegevens en kennis en onderzoek, al met al. Wat rolt er zoal uit? Hij geeft terecht aan dat aan veel onderzoeken methodologische issues kleven. Niet alles is goed. Menige onderzoeker leed aan een of meer biases, de data zijn vaak onvolledig om verregaande conclusies te trekken, en behalve methodologie en statistiek en andere ‘hulpmiddelen’ schort het aan goede theorieën. 

Conclusie: Goed dat Bout dit heeft gedaan. Natuurlijk komen alle veganisten en vegetariërs in het geweer (zou me niets verbazen als de promovendus de eerste scheldkanonnades al in de mail heeft gehad), maar die snappen zoals alle religieuze mensen niets van wetenschap en onderzoek en theorieën. 

Meer terzijde, en zeker niet wetenschappelijk verantwoord: Ik denk dat accupunctuur (…) niet op dieren moet worden toegepast. Zelfs op mensen is het een methode die twijfelachtig is. Zeg er meteen bij: ik weet weinig van acupunctuur. Dan nog: het hele idee klinkt mij teveel als een wensdenken. Een leegprikken van de batterij. Maar waar ik wel achter sta is een kritische beschouwing van kritiekloos onderzoek. Daar is Bout in geslaagd.

Zijn conclusie is dan weer ver over de rand. Hij denkt dat uit de data die wel gezond en stevig zijn acupunctuur valt te motiveren, en zeker voor dieren. Die conclusie komt uit de lucht vallen. Jammer. Had niet gehoeven.

© Rick Ruhland 2024

Proefschrift van de week

Titel: Dobbelen in het heelal. Auteur: Godart Alea.

Samenvatting: Wat een belangrijk proefschrift. Dit zal de geschiedenis ingaan als het boek dat alle andere promotieboeken overbodig maakte. Op het vlak van de natuurkunde dan toch minstens. 

Natuurkundige theorieën stoelen vandaag de dag vooral op een model van vier fundamentele krachten: zwaartekracht, elektromagnetische, sterke nucleaire en zwakke nucleaire krachten. Alea verhaalt kort van de geschiedenis van deze krachten en hoe die in een theorie / model werden vervat, en komt tot de conclusie dat net als de vier elementen van Empedocles en de vier sappen (de zogenaamde humorenleer, gebaseerd op het werk van Hippocrates) het onwaarschijnlijk is dat deze vier krachten een juiste benadering van het universum is.

Indachtig God does not play dice with the universe (een citaat van Einstein dat vaak verkeerd begrepen is) ging de promovendus aan de slag met de gedachtengang van vier krachten en recent onderzoek naar muonen. Alea zegt daarover: ‘Dit is nog maar het begin.’ In zijn proefschrift: ‘We are on the brink of a cusp.’

Hoewel de onderzoeker geen experimenten heeft gedaan of zich heeft gebaseerd op ander data driven research, is het onderzoek vooral zo interessant door de analogie met eerdere theorieën (zoals die van de vier sappen en vier elementen) en de tekortkomingen van het standaardmodel, en doordat de theoretisch natuurkundige ingelezen is in zijn eigen en in andere vakgebieden. Hij weet waar de schoen wringt. Het mooie is dat bestaande onderzoeksrichtingen hem niet hinderen in het doen van voorstellen waar de natuurwetenschappen heen moeten. Vooral het idee dat het universum een lichaam is, dat de promovendus niet eens alleen als metafoor bedoeld, waarin deeltjes wisselende rollen hebben en met elkaar interacteren van het allerhoogste niveau tot op de microniveaus, zou wel eens heel goed de toekomst van wetenschap kunnen bevatten. 

Conclusie: Ik heb het al vaker gezegd. Het gevaar bestaat altijd dat in de wetenschap onderzoek op een bepaalde weg blijft omdat men dat altijd al deed en omdat grote geesten hebben bedacht dar het zo moet zijn als zij dachten dat het moest zijn. Deze promovendus is over deze valkuil heen gestapt.

Je kunt op zoveel manier onderzoek doen en promoveren, maar als je zo ver boven de materie staat – pun intended – dan moet je wel inzichten hebben die anderen nooit krijgen. Geef die man een professoraat!

© Rick Ruhland 2024

Proefschrift van de week

Titel:  De fysica van privaatrecht. Auteur: Youri Justus.

Samenvatting: Een tamelijk geaccepteerde methode van wetenschappelijk onderzoek is het gebruik van kwantificatie. Zet je ideeën, theorie(en), variabelen om in cijfers en je kunt aan de slag met berekeningen en daaruit dan weer conclusies trekken. Mijn proefschrift, over taalontwikkeling, is gebouwd op de grondvesten van de mathematica, met twee andere vakgebieden – taalkunde en psychologie – als inhoudelijk poten onder mijn onderzoek.

Justus heeft gekozen voor het bijeen brengen van meetbare en telbare eenheden uit de fysica en de kwalificatie van het rechtssysteem. Zoals hij zegt: ‘Cijferen kunnen juristen niet goed.’ Nou bestaat de natuurkunde uit een groot aantal theorieën en ook cijfers. Meest gebruikte zijn die van afstand, massa, tijd, en temperatuur.

Wat de promovendus vervolgens doen is een staaltje  van dwars denken, of kwadratisch denken zoals een vriendin van mij dat ooit noemde. Je hebt een gegeven waar je veel van weet, de rechtspraak in Justus’ geval, en je neemt een gegeven of meerdere gegevens uit een ander vakgebied dat / die een draai kan geven aan dat waar je veel van weet, bijvoorbeeld magnetisme en neemt de factor temperatuur en trekt die analogie van beide eenheden door naar de juridische wereld. Wat krijg je, als je zuiver op de graad (ik kon de woordspeling niet laten, excuses) bent en zonder dat je naar praktische implicaties te kijkt, als je die grootheden op je vakgebied loslaat? Verassend genoeg wordt duidelijk dat ook de juridische wereld last heeft, of beter, invloed ondervindt van ‘het continuüm van morele en wettelijke inzichten en veronderstellingen’, quote uit het proefschrift. 

Conclusie: Niet slecht. Goed te volgen. Mooie toepassing van het ene vakgebied op het andere (ofschoon ik nog moet zien hoe beide vakgebieden omgekeerd iets voor elkaar kunnen betekenen, dat wil zeggen, hoe een juridisch verhaal van toepassing op de natuurkunde kan zijn en daar tot nieuwe inzichten kan of zal leiden).

Juist omdat de promovendus niet schroomt diverse begrippen uit beide vakgebieden uit te leggen, is het verhaal niet alleen diepgaander en informatiedichter dan menig andere proefschrift, maar er gaat bovendien een nieuwe en kleurrijke wereld open. De implicaties op toekomstig denken over rechtspraak zullen op termijn helder. Terecht dat Youri cum laude is gepromoveerd!

© Rick Ruhland 2024

Proefschrift van de week

Titel: Herstel van verdwenen zintuigen in de mens. Auteur: William OIdman.

Samenvatting: We weten inmiddels dat dieren niet allemaal op dezelfde wijze de tastbare werkelijkheid waarnemen. Ik zeg tastbaar, werkelijkheid: ik bedoel daarmee de werkelijkheid die we met onze zintuigen (inclusief de tast) waarnemen. De meeste mensen denken dat er vijf zintuigen zijn: ogen, neus, oren, mond en handen. Dat is een heel simpele voorstelling, aldus Oldman. Wie het boek An immense nature van Ed Yong heeft gelezen, een boek vol wetenswaardigheden over hoe bij dieren hun Umwelt (ik neem het woord maar even over) binnenkomt, weet dat wij mensen zeer beperkte zintuigen hebben. Yong laat zien dat dieren meer kleuren waarnemen, meer en intensere geuren, en dat sommige dieren de wereld waarnemen met bijvoorbeeld haren die minieme luchtstromen voelen (als dat het juiste woord is).

Oldman heeft een proefschrift geschreven, een zeer theoretische verhandeling haast ik mij er bij te zeggen. Het verhaal begint bij het menselijke lichaam. De promovendus bespreekt een aantal rudimentaire onderdelen van ons lichaam. Overblijfselen uit een andere tijd, een eerdere ontwikkeling. Denk aan de tepel bij de man, de appendix, het staartbotje, verstandskiezen.

Van sommige zintuigen is helemaal niets waar te nemen, aldus de promovendus. Die zitten wel in andere zoogdieren, en zouden ook, op het niveau van genen en DNA, wel te vinden zijn in ons menselijke DNA. Die zintuigen zouden ons mensen kunnen helpen beter met de veranderende werkelijkheid om te gaan. Oldman gaat er niet dieper op in, maar goed, laten we eens aannemen dat de werkelijkheid verandert (klimaat, vervuiling, aantal geslachten) en dat we oude (verdwenen) zintuigen kunnen doen herleven.

Hoe gaat dat dan in zijn werk? Dat zou allemaal berusten op het aanzetten van bepaalde genen. Dan zijn we er nog niet, aldus de onderzoeker. Probleem is dat oude zintuigen, hij noemt ze ‘latensenses’, geen directe plek in het menselijke lichaam hebben. DaarbiJ; de neurologische verwerking is afwezig.

Het onderzoek gaat verder met hoe het aanzetten van latensenses bij kleine zoogdieren, zoals muizen, in zijn werk doet. Eigenlijk houdt daar het proefschrift op, want Oldman is geen bioloog, maar moleculair biochemicus met een specialisme in levende systemen.

Conclusie:  Los van het feit of het zinvol of prijzenswaardig of nuttig wat dan ook is om die oude zintuigen weer terug in het menselijke lichaam te krijgen, is vooral het gedachte-experiment een leuke. Oldman laat wel een stuk of wat kansen liggen: hij zegt niets over bestaande theorieën over de ontwikkeling van soorten of zelfs iets over evolutie. 

Wel goed is hoe de onderzoeker de verschillende genen en delen van DNA heeft gevonden die kunnen worden geassocieerd met zintuigen waarvan we niets terug vinden in het menselijke lichaam. 

En nog iets ontbreekt: bij elke zintuig hoort ook iets van een neuronale link, zoals Oldman het noemt. Daar heeft hij niet naar gekeken, maar hij stelt wel voor dat bij vervolgonderzoek (elk promovendus moet iets zeggen over waar het heen moet na de conclusies van het onderhavige proefschrift) meerdere vakgebieden samen moeten gaan werken, vooral op theoretisch niveau. 

© Rick Ruhland 2023

Proefschrift van de week

Titel: Pronken met promoveren: een metastudie naar narcisme in doctoren. Auteur: Graham Gacker.

Samenvatting: Dit onderzoek moest er wel een keer van komen. Laten we wel wezen: het merendeel van de onderzoekers en doctoren in spe – is mijn inschatting, ik heb geen harde data – schrijft een proefschrift om te laten zien wat men zoal kan. Het is weinig meer dan een ritueel op de borst kloppen en daarbij oeoeoeoeahahahah te roepen.

Gacker, die meerdere artikelen heeft gepubliceerd voor hij zijn promotie met veel tamtam aankondigde en daarbij de confrontatie met de wetenschappelijke goegemeente niet uit de weg ging, heeft een zeer aparte invalshoek gekozen voor zijn onderzoek. Van de proefschriften die in een periode van de vijf jaar voorafgaande aan zijn eigenpromotor zijn gepubliceerd heeft hij gekeken hoe vaak de promovendus de headlines van het nieuws heeft gehaald. Narcisme is dus vertaald naar aandacht zoeken en krijgen.

Daarbij ging het vooral om onderzoek dat niet buitengewoon was. De proefschriften met predikaat Cum laude zijn uit het onderzoek gehaald. Want, aldus Gacker, die verdienen het om aandacht te krijgen. Niet zelden gaat het daarbij om onderzoek dat de wereld iets brengt wat de mensheid verder brengt. Vaak zijn dat onderzoeken uit de beta-wetenschappen en uit de medicijnen.

De dataset van dissertaties die overbleef bleek disproportioneel vaak afkomstige uit sociale psychologie. Het verbaasde Gacker. Mij niet. Ik ken die pappenheimers: kijk maar eens naar de topics van proefschriften van sociale psychologen. Steevast een inkopper want voor de hand liggend. TE voor de hand liggend. Niet meer dan een urban-legend-niveau.

Conclusie: Het proefschrift is veel meer dan een opsomming van ‘wetenschap in het nieuws’. Ik ben ook wel blij met dit proefschrift: het geeft mij munitie om een veel door mij geuite klacht te voorzien van salvo’s argumenten. Mijn klacht? Veel onderzoek heeft geen nut (maar goed, dat is geen reden om onderzoek af te vallen) maar draagt evenmin bij aan een verdieping, verbreding of verhoging van de wetenschap. Veel van hedendaags onderzoek heeft bovendien een onderzoek-onderwerp, dat een minuscuul deel is van een vakgebied, dat overdadig trots zijn op nauwelijks toegevoegde waarde over de top is.

Het zou goed zijn als menige onderzoeker, vooral de PhD’s van deze wereld, kennis zouden nemen van dit proefschrift. Enige relativering zou goed zijn. Ik denk wel dat die wens van mij weinig kans maakt werkelijkheid te maken. Zo goed als elke wetenschapper is, anders dan ik, geen homo universalis. Kennis nemen van een ander vakgebied, al was het maar een enkel proefschrift of artikel, is de meeste van mijn collega-doctoren niet gegeven.

© Rick Ruhland 2023

Proefschrift van de week

Titel: Verschillen in de uitstoot van zuurstof in mangrovebossen bij volle en nieuwe maan als gevolg van centrifugaalkrachten van zware moleculen met koolstofatomen. Auteur: Jean Melange.

Samenvatting: Ik had nog nooit gehoord van centrifugaalkrachten van zware moleculen met koolstof in planten. Ik heb alles moeten opzoeken, omdat ik wel snap wat de onderdelen uit de titel van betekenen, maar niet hoe dat in het grotere geheel dan samenhangt. Er is niet heel veel literatuur te vinden, niet in catalogi, boeken, tijdschriften, Google Scholar, of op Resarchgate. 

Dat kan. Onderzoek van de bovenste plank bouwt voort op wat we al weten, maar het vernieuwende is vaak nog onbekend. En toch, als ik het verhaal lees, is de onderzoeker vooral bezig met het vernieuwende voorop te stellen en dan te veronderstellen dat het vanzelf wel duidelijk wordt. Ik stel niet de vraag wat het nut is van dit onderzoek. Die vraag kun je bij heel veel onderzoek stellen en dan tot de slotsom komen dat ‘tang op varken’ wel heel dicht in de buurt komt van het antwoord.

Wat is het dan wel? Ik weet het niet. Het proefschrift is geschreven aan een kleine universiteit en bij een biologische onderzoeksgroep. De onderzoeker is, gegeven de bijgevoegde biografie, een man tegen de 70. Het is een van die dissertaties, naar mijn bescheiden mening, die worden geschreven door iemand die tijd genoeg heeft, en nog even wil laten zien dat z/hij slim is. Althans, die nog voor een titel wil gaan voor de dood aan de deur klopt.

Misschien dat daar de hele kracht van het promotieverhaal zit: niet in de inzichten van de onderzoeker, maar in de drang een oud en vooral eigen ideetje veel lucht en veel verschillende invalshoeken leven in te blazen. Conclusie van het onderzoek: ja, er zijn verschillen in de zuurstofuitstoot, er zijn fluctuaties in die correleren met de maanstanden, en het idee van de centrifugaalkrachten komt nauwelijks voor in het stuk, net als de zware moleculen.

Conclusie: Te vaak promoveren mensen die verder niets bijdragen aan de wetenschap met enkel het doel Dr. voor hun naam te kunnen zetten. Ik ken dat soort mensen wel. Oudere mannen (vaak), halfgeslaagd in het leven, met een huwelijk dat kurkdroog is, en die last hebben van een empty-nest-syndroom. Ik vond het lezen van deze bijeengeraapte feitjes tijdverspilling. Het onderzoek zelf, met statistische berekeningen van beperkte betekenis en met conclusies die eerder in een roman dan in een onderzoeksverslag thuis horen, is weinig meer dan bladvulling. Onderzoek is soms een woord dat de lading niet dekt omdat er geen lading is.

© Rick Ruhland 2023

Proefschrift van de week

Titel:  De dwarsdoorsnede van de cirkels op potten uit oostelijke Mantsjoerije uit de vroege Steentijd. Auteur: Tao Diepgraaf.

Samenvatting: Archeoloog Diepgraaf (nomen est omen) is een specialist op het gebied van archeologisch aardewerk en in het bijzonder potten. Hij is bovendien al gepromoveerd op een morfologische analyse van het Mantsjoe, de Toengoezische taal uit het oosten van Rusland en China. Daarnaast is hij ook nog eens opgeleid tot pottenbakker, met specialisme waarin de kennis van zowel kleisamenstelling als de wijze van retrograde en daarmee extreem traag bakken op een vuur van stro en gedroogde mest van minstens een jaar oud. 

Het moge duidelijk zijn: als iemand de cirkels op een pot uit Mantsjoerije kan begrijpen, dan is hij het wel. Wat mij niet duidelijk is, en wat de promovendus-Dr. niet duidelijk maakt, is waarom die doorsnede van cirkels relevant is voor of die potten, de streek in het verre oosten, de Steentijd, of wat dan ook. 

Ik snap dat soms onderzoek bedoeld is om een start te maken met het verwerven van inzichten. Dan is theoriegebonden nog niet aan de orde. Maar waarom de doorsnede? Waarom niet de breedte of de diepte van de inkerving, de aantallen op een pot of de verschillen tussen potten, en ook: zijn kleipottencirkeldoorsnedes werkelijk zo bepalend voor een cultuur? Ik vrees dat dit onderzoek meer een staaltje kijk mij eens intelligent doen is dan dat daar mee een antwoord wordt gegeven op de vraag wat eten we vanavond?.

Conclusie: Deze promovendus, die dus reeds een Dr.-titel voor zijn naam had staan, wilde graag Dr.Dr. worden. Ik heb dat ook meegemaakt in mijn eigen studietijd. Een docent die niet het grootste fuifnummer van de opleiding was, promoveerde ook twee keer (en misschien is hij inmiddels voor de derde keer gepromoveerd). Ik kon me toen al niet aan de indruk onttrekken dat het allemaal haarkloverij en mierenneuken op de vierkante meter was, met alle respect.

De taal? Ach, het kabbelt maar wat aan. Schurend wordt het verhaal nergens.

En qua inhoud? Zo goed als elk artikel van de hand van de promovendus dat ik kon vinden (maar niet heb gelezen) is niet in een vooraanstaand tijdschrift gepubliceerd. Wel las ik op Diepgraafs proefschrift een commentaar dat er niet om loog:

“Gaandeweg de dissertatie blijft onduidelijk welk ‘terrein’ van wat voor soort ‘wetenschappelijk onderzoek’ hij nu precies beoogt te bewandelen. De theorievorming is ad hoc, de terreinafbakening vaag en inwisselbaar, het onderzoeksmateriaal willekeurig en zijn definities simplificerend. Als hij al met andere schrijvers in dialoog gaat via artikelen maakt hij deze dialoog nodeloos complex en willekeurig.”

Potverdrie! Dat is een kritiek die de koe bij de ontbrekende horens vat. 

© Rick Ruhland 2023

Proefschrift van de week

Titel: Het paargedrag van de dwarsgestreepte sluipwesp in Zuid-Drenthe in de jaren 1820-1840. Auteur: Ben Soldaat.

Samenvatting: Er verschijnen de laatste maanden (jaren?) proefschriften die een klassieke opbouw qua verhaalstructuur kennen, maar met een onderzoeksvraag die niet echt simpel genoemd kan worden. Ik zal een paar van die proefschriften hier bespreken. 

De dissertatie van Soldaat is een eerste voorbeeld van een dergelijke onderzoek. Hij keek naar sluipwespen. Een bepaalde soort. En daar het paargedrag van. In Zuid-Drenthe. Ergens in de eerste helft van de 19e eeuw. Hoe kom je er op? En waarom? Die laatste vraag is eigenlijk de belangrijkste vraag die hij beantwoordt. Vanwege de teruggang in de bijen die heide bestuiven, en die heide komt in de aarde van Drenthe minder vaak voor, gegeven de C14-datering.

Snapt u het nog?

Ik ook niet. Het lijkt wel of het gedachte-uitgangspunt was: “We gooien een hoop interessante gegevens bij elkaar en dan volgt er altijd wel een interessante zienswijze uit.”

Het was me zelfs niet eens duidelijk wat de onderzoeker nou heeft gevonden. De informatiedichtheid was te groot. Hij komt tot de conclusie dat de hei in Drenthe een flink klap heeft gehad. Maar hoe en wat en de gevolgen daarvan? Je zoekt het zelf maar uit. En hoe zit het eigenlijk met andere sluipwespen?

Conclusie: Ik zal het nog wel een paar keer zeggen de komende afleveringen van Proefschrift van de week. Waarom? Wat heb dat nou voor nut? Het is een geschiedenisverhaal, welbeschouwd. Met een vleugje biologie en natuurkunde. Veel informatie dus, en weinig wol. Misschien is dat een leuk vervolg onderzoek voor Soldaat. De achteruitgang in de kwaliteit van truien van schapenwol in de tweede helft van de 19e eeuw. Door een achteruitgang in de hei. En die achteruitgang in de hei kwam weer door een … Ik weet het nog steeds niet. Aan dit soort onderzoeksvragen moet je niet meer dan een grap van een stand-upcomedian wagen.

© Rick Ruhland 2023