Koos was al zijn hele leven een man met regelmaat hoog in het vaandel. Verandering was nooit echt zijn ding.
Hij was natuurlijk wel een barman die geld wilde verdienen en die daarom af en toe wat nieuws probeerde, zoals recentelijk het nieuwe bier op de tap. Veel meer moest het niet worden. Grote veranderingen deden bovendien afbreuk aan het karakter van de Fulmar Inn.
En toch, Koos zag wel in dat het houtwerk van de bar zijn beste tijd had gehad. Niet alleen bladerde de verf af, op sommige plekken waren plankjes gebroken of simpelweg weg.
Hij wist dan ook niet goed wat te zeggen toen Evert een opmerking maakte over de sleetsheid van de kroeg. Zoals Evert zei:
‘Prima, die Perzische kleedjes op de tafeltjes, de schemerlampjes, de geschilderde vergezichten van plaatselijke kunstenaars aan de muur, de barkrukken uit de jaren zestig. Maar de bar zelf, en dan vooral de lambrisering achter de bar, die zijn van een oubollige bruinheid.’
Iedereen die langer in de kroeg kwam, keek gespannen naar de barman. Kritiek op Koos lag gevoelig.
Koos keek om naar de plankjes aan de wand.
‘Tja, wat moet ik er van zeggen? Wat wil jij er mee zeggen?’
Iedereen draaide het bovenlichaam naar Evert toe.
‘Dat ik misschien maar eens aan de slag moet hier. Ik heb even geen baan, en ik ben van huis uit, letterlijk, door mijn vader, een houtbewerker.’
Koos tilde zijn hoofd 45 graden, met een uitdrukking van Wat maak je me nou?.
‘Neem je moeder in de maling.’
Sjoerd knikte eerst licht, toen steeds nadrukkelijker.
‘Dus jij kunt onze kroeg een nieuw aanzicht geven? Want ik ben wel met je eens dat dat houtwerk niet meer van deze tijd. En, laat ik het zo verwoorden, ongezellig door de oubollige ouderdom.’
‘Dus ik moet Evert mijn bar laten verbouwen voor veel geld en het karakter van de Fulmar Inn slopen?’
Evert stak zijn hand.
‘Geld hoeft het nauwelijks te kosten. Ik doe het verbouwen gratis en ik heb het gereedschap. En het hout, tja, daar kunnen we met zijn allen een steentje aan bijdragen. Ik bedoel, dit is voor menigeen een soort tweede huiskamer. En het karakter? Daar denken we samen over. Deal?
Koos wikte. Koos woog.
‘Ok. Hoe lang gaat het duren?’
Evert dacht even na.
‘Als je hetzelfde weer terug wilt, misschien in een andere kleur, dan moet ik alles nameten. Dan ga ik het hout verzamelen, ik heb nog wel wat steigerhout, en op maat snijden. Pas dan ga ik breken, en meteen ook alles terug plaatsen.’
‘Steigerhout? Gaan we een schip in de kroeg krijgen?’
Hannes vond zichzelf maar wat grappig. Evert was onverstoorbaar.
‘Dat hout heeft een leven achter zich. En het hoeft niet bewerkt worden. Geschilderd geeft het de kroeg nog meer karakter.’
Koos keek een tikkel moeilijk, zei toen:
‘Ik denk er een weekje over. Haast heeft het niet.’
Een week later was Koos om.
‘Ik doe het, Evert. Met een paar beperkingen. De kroeg moet lopen blijven, dus alleen in de ochtend breken en slopen en timmeren en zagen. Hoe lang denk je bezit te zijn?’
Evert keek met zijn timmermansoog naar de muur en de bar.
‘Wil je het hout geschilderd hebben? Nee? Dan denk ik vier ochtenden van een uur of zes. Dan kan ik in ieder geval de wand achter de bar af hebben.’
Breken was eenvoudig, maar hij bedacht dat met het breken meteen ook de kantklare vervangende planken klaar moesten liggen.
‘Ik ga eerst meten wat ik nodig heb. Aantal vierkante meters. Dan alles zagen bij mijn vader op de boerderij. Pas als ik alles hier heb, ook gereedschap, dan ga ik breken. Duurt een paar weken. Zal ik over een maand beginnen met het oude hout weghalen?’
Met Koos’ instemming was het pleit beslecht. Nog die week ging Evert aan de slag. Elk weekend was hij aan het zagen en schuren. Een maand later had hij het hout klaar, bracht dat naar de kelder onder de kroeg, en op een maandagochtend begin hij met het wegbreken van de oude bar.
Hij was koud tien planken ver toen hij een Wat zullen we nou krijgen? door de bijna lege kroeg liet schallen. Koos, die aan tafel zat en zijn administratie en bestellijsten bijwerkte, keek op.
‘Dat klink niet goed, Evert.’
Everts hoofd kwam boven de tap uit. Hij grijnsde voluit.
‘Kom maar eens kijken.’
Koos gluurde over de bar.
‘Wat in vredesnaam is dat?’
Bij het wegbreken van de planken was een fresco tevoorschijn gekomen.
‘Het lijkt een soort van schilderij. Meteen op de muur geschilderd.’
‘Kun je zien wat het is?’
In geen tijd had Evert de resterende planken weggebroken.
‘Het lijken wel soldaten.’
‘Maar dan wel uit een andere eeuw.’
‘Krijg nou wat.’
‘En nu?’
Ze hurkten beiden naast de fresco’s.
‘Best mooi.’
Koos knikte.
‘Moet ik het steigerhout er voor zetten?’
Koos schudde zijn hoofd.
“Laat het maar even zo.’
‘Ben benieuwd wat de andere stamgasten er van vinden.’
[wordt vervolgd]
© Rick Ruhland 2023